maandag 28 april 2008

Armoede in Peru

Reizend door Peru ontkom je niet aan de observatie dat dit een erg arm land is. Vaak genoeg zie je sloppenwijken als je uit het raam kijkt, bedelaars zijn overal en altijd proberen mensen je kleine dingetjes te verkopen in een poging net genoeg soles binnen te krijgen om het hoofd boven water te houden. De lage levensstandaard maakt Peru daarbij ook nog behoorlijk onveilig is.
Het is niet moeilijk te zien waarom dit land zo´n ontzettende moeite heeft zich economisch te ontwikkelen. Het onherbergzame landschap staat een goede infrastructuur in de weg, waardoor het vrijwel onmogelijk wordt industriële productie goedkoop het land uit te krijgen. Daarnaast is het opleidingsnivo niet erg indrukwekkend. Hoogopgeleiden zijn vrijwel altijd dokters of juristen. Wie een economische studie doet, doet dat enkel uit politieke ambities. Het idee dat hoogopgeleide mensen belangrijk zijn voor de economische ontwikkeling van een land, heeft hier nog niet zo veel aanhang. Toen ik nog bij locals verbleef, kreeg ik vaak de vraag: ´wat produceert Nederland eigenlijk?´ Het is bijzonder moeilijk om dan uit te leggen dat Nederland eigenlijk nauwelijks producten esporteert, maar vooral kennis.
Maar al deze moeilijke omstandigheden ten spijt, een deel van de magere ontwikkeling ligt toch ook wel een beetje in de Peruaanse mentaliteit. Alles gaat in het eigen langzame tempo. Zo kan het voorkomen dat je in een supermarkt bij de kassa moet wachten, omdat de verkoopster net gebeld wordt. En in restaurants moet je steevast eeuwen wachten. Arbeidskracht mag dan ontzettend goedkoop zijn, maar deze goedkope arbeidskracht wordt nauwelijks ingezet om de kwalitei4t van de aangeboden producten te vergroten.
Ik vroeg aan mijn gids in de bergen waarvoor de mensen in Peru eigenlijk leefden: voor hun eigen plezier, voor hun familie, voor hun tradities, voor hun religie. De gids vertelde mij dat iedereen hier enkel leefde om te kunnen overleven (en misschien nog een beetje religie). Werken, familie, alles is noodzakelijk om te kunnen blijven leven. Het antwoord was verhelderend, omdat het tegelijk de problemen aangaf: als mensen hier enkel werken om te overleven, zullen ze ook niet zo snel meer dan dat doen. Alles wat ze meer kunnen binnenkrijgen door iets extra´s te doen, wordt nagelaten. En zo blijft Peru arm, omdat de extra opbrengsten niet in verdere ontwikkeling geïnvesteerd worden.
Over een paar uur verlaat ook ik de armoede en ga ik door naar New York.

donderdag 24 april 2008

De Inca-jungle in

Na mijn aankomst in Cuzco merkte ik dat ik een beetje uit het reisritme was gevallen, dus besloot ik maar eens iets heel anders te doen om er weer in terug te komen. Ik heb me opgegeven voor een vierdaagse trek door de jungle met als eindpunt Machu Picchu, de oude Incastad in de bergen en onlangs verkozen tot één van de nieuwe zeven wereldwonderen. Ik heb helemaal niet zo veel met natuur en normaal gesproken zou ik mezelf zeker niet zomaar vier dagen zwetend gaan wandelen door een natuurgebied gaan wandelen. Daarvoor hecht ik te veel om mijn persoonlijke hygiëne. Maar ik had ook weinig zin om nog een paar dagen alle opdringerige verkopers in Cuzco van me af te slaan. De sleur moest doorbroken worden.
De eerste dag begon direct goed met 72 kilometer afdaling op de fiets. Helaas zorgden de regenachtige weersomstandigheden ervoor dat iedereen volledig onder de modder aankwam. Tot op de dag vandaag ruiken een aantal kledingstukken van mij nog naar modder, iets wat vergeten herinneringen aan kleine agrarische baantjes uit het begin van mijn tienerjaren oproept. Ondanks dat loop ik liever in schone kleding.
Dag twee en drie bestonden beiden uit lange stukken door de bergen en jungle heen trekken. Dat was een zware aanslag op mijn voeten, maar op de een of de andere manier heb ik me er doorheen weten te slaan. In die twee dagen heb ik oude Incapaden afgelegd, langs en over rivieren getrokken, vers fruit uit de jungle gegeten en heel veel surrealistisch hoge bergen gezien. De foto's staan inmiddels online, volg de link rechts. Ondertussen hebben we het ook gezellig gehad met onze groep. Zo zijn we op dinsdagavond (dag 2) naar een lokale bar gegaan met een beschamend slechte dj. Toch hebben we (en met we bedoel ik vooral ik) flink gedanst. Ik heb nog proberen uit te leggen aan iemand van mijn groep dat je je enthousiasme waarmee je danst bewust moet doseren om invloed te houden op 1) de dj 2) de mensen om je heen en 3) jezelf.
Dag 4 begon verschrikkelijk vroeg met de klim naar Machu Picchu. De klim was een uur lang alleen maar omhoog en na afloop was ik doodop. Na de rondleiding in Machu Picchu had ik echter genoeg puf om de nabijgelegen berg ook te beklimmen om zo een beter uitzicht te krijgen. Al met al was Machu Picchu best mooi en het is goed daar een keer te zijn geweest. Wat echter indrukwekkender was, is het besef van hoe vreemd de Incawereld wel niet was. Waar voor alle andere beschavingen berglandschap een barriere was, waren de bergen voor de Inca´s een natuurlijke habitat. Omdat hun rijk zo dichtbij de evenaar lag, waren alleen wat hoger gelegen gebieden geschikt voor landbouw. De kuststreek in het westen bestaat voornamelijk uit woestijn en de jungle in het oosten is zo ongecontroleerd dat zelfs de Inca's het niet onder controle konden brengen. Terwijl de rijke valleien rond Cuzco de graanschuur van het Incarijk vormden, werden de meeste steden wat hoger in de bergen gebouwd om zich te wapenen tegen ziekte, overstromingen en vijandige invallen. In de hoge bergen werden paden aangelegd om snelle communicatie en transport te garanderen in deze samenleving zonder schrift of paarden. (Toen de dragers een paar jaar terug een hardloopwedstrijd over de klassieke 'Inca trial' deden, deed de winnaar 3 uur 15 over het parcours waar toeristen doorgaans vier dagen over doen.)
Voor de Inca´s en de vele beschavingen voor hen (het Incarijk was slechts zo´n 100 jaar oud toen de Spanjaarden het aantroffen) bestond de wereld uit valleien die van alle kanten werden afgeschermd door bergen en de lucht werd met wolken afgedicht. Zij waren als het ware opgesloten in hun valleien. Vanuit een breder perspectief was de oceaan een natuurlijke barriere in het westen en de jungle in het oosten. Cuzco was zo het centrum van de wereld, het Incarijk was alles dat er was. De autoritair georganiseerde samenleving verschilt daarmee zo ontzettend van onze dat een nuttige vergelijking met onze maatschappij niet eens mogelijk is. Het doet me meer denken aan de oude beschavingen van Mesopotamië, zoals de Babyloniërs en de Asssyriërs.
Al die trots is vervlogen en de oorzaak ligt in Spanje. Pizarro en zijn conquistadors hebben vreselijk huisgehouden. Van het oude Cuzco is zo goed als niets meer over. De enige reden dat zoveel van Machu Picchu bewaard is gebleven is dat de Spanjaarden het niet konden vinden. (Als een stad vol adel en elite-eenheden was het ook helemaal niet de bedoeling dat gewone mensen of vijanden van het Incarijk van het bestaan van de stad afwisten.) Ook al zijn de Peruanen trots op het Incaverleden, toch wordt Pizarro hier geëerd. Je vraagt je toch af of het niet beter was geweest als de Inca´s de eerste honderden jaren te overleven en dan op in de negentiende eeuw op de manier van India, China of Japan te moderniseren. (Al was dat tamelijk lastig geweest, aangezien het Incarijk toch echt niet het organisatorische nivo van deze landen had.) We zullen het nooit weten. Nadat de Spanjaarden definitief gewonnen hadden, trok Manco Inca, de laatste heerser, met zijn meest trouwe mannen de jungle in. Volgens sommige mensen trokken zij naar een nog geheimere Incastad. Misschien leven zijn nazaten er nog steeds wel. Het is echter waarschijnlijker dat Manco Inca en zijn mannen in de weerbarstige jungle een zachte dood hebben gestorven, verloren in een wereld die niet meer van hen was.

zaterdag 19 april 2008

Het ritme van Lima

Er is een week in Lima voorbijgegaan en eigenlijk heb ik niet zo heel veel te melden. Ik ben her en der wat wezen eten, ik heb wat kennissen en familie van Mariela ontmoet en ik wat kleine observaties over Peru kunnen maken. Maandag ben ik in het centrum van Lima geweest, dinsdag stond de hele dag in het teken van de lunch, woensdag was de meest gemêleerde dag, donderdag heb ik een busticket naar Cusco gekocht en vrijdag heb ik de familie gedag gezegd, zodat ik zaterdag (vandaag) in Cusco kon aankomen. Wereldschokkende gebeurtenissen zijn uitgebleven.
Ik zal daarom een sfeerimpressie geven door iets meer over één dag te vertellen, de woensdag. Na uitgebreid uitslapen, een klein ontbijt en het uitlaten van de hond, was het tijd om richting onze lunchafspraak te gaan. We moesten eerst wachten tot de vrouw des huizes terug was en daarna nog op allerhande andere dingen, zodat het uiteindelijk 13u30 was voordat we vertrokken. Aangekomen bij onze lunchafspraak (een zus van de vrouw des huizes) hebben we eerst wat rondgehangen en gepraat totdat het tijd was dat de lunch geserveerd kon worden (om 15u00).
Het eten duurde ruim een uur en dat gaf ons gelegenheid om daarna langs te gaan bij een andere tante van Mariela (merk op dat alle verplaatsingen per taxi gaan). Ergens in een buitenwijk bewonderen wij hun halfafgeronde huis met zwembad en al. Daarna gaan we naar de bank om iets te regelen. De bank bleek al gesloten te zijn. Het wordt al donker en dus gaan we naar huis en worden overige plannen om een busticket te kopen, Pisco Sour te proberen en bij de grootmoeder van Maribel langs te gaan op de lange baan geschoven. Terug in het huis eten we snel iets wat voor avondeten mag doorgaan en gaan we maar vroeg naar bed, morgen is er immers weer een uitputtende dag.
Al met al heb ik mij prima vermaakt bij de familie van Mariela thuis. Het is fijn om even ergens te zijn waar je niet constant om jezelf hoeft te denken. Maar het lage tempo van het leven begon toch mijn ongeduld te voeden. Het is daarom een goede zaak dat ik de tweede week iets meer mijn eigen plan ga trekken.

maandag 14 april 2008

De Peruaanse moraal

Sinds zaterdagochtend bevind ik me in Peru, het land van hoge Andesbergen, oude Incaruïnes en natuurlijk Maribel, die zich op het moment trouwens voor zover ik weet niet in Peru bevindt. Ik heb de eerste dagen verbleven in Lima bij Mariela, een local die ik via Maribel ken. Het is een unieke manier om de lokale cultuur van dichtbij mee te maken. Zo ben ik uit eten geweest, uitgeweest en gisteren een grote barbecue gehad met de extended family van Mariela.
De Peruanen zijn bijzonder trots op hun keuken en met recht, want het eten is echt totaal anders dan je gewend bent. Ook al hebben de meeste gerechten oninspirerende namen (de nepreisgids van San Sombrero grapte: ´Local specialities include arroz con pollo (rice with chicken), pollo con arroz (chicken with rice) and pollo con pollo (chicken, stuffed with chicken)´) , de manier van kruiden geeft aan alles een totaal nieuwe smaak.
Gemeenschappelijke trots is hier heel belangrijk. Dat geldt voor de nationale trots (net als in Argentinië is zo´n beetje elke straat en plein naar een onafhankelijksheld vernoemd), familietrots en ik heb zelfs mogen meemaken dat de Peruanen in een verhitte discussie raakten welke wijk van Lima beter is. Zoals de zondagse maaltijd bij de familie al aangaf, is het gezin hier erg belangrijk. Mariela vertelde mij dat er voor het huwelijk een heel datingproces van jaren aan vooraf gaat, waarin een jongen en een meisje elkaar langzaam de liefde verklaren. Dingen als voorhuwelijkse seks, buitenshuis wonen voordat je getrouwd bent of uitgaan met iemand anders dan je vriendje zijn volledig uit den boze (om maar te zwijgen van homoseksualiteit).
Een halve eeuw geleden was de moraal in Nederland natuurlijk niet wezenlijk anders. Dat riep bij mij de vraag op of een soortgelijke verandering ook hier mogelijk is. Ik heb er lang over nagedacht, maar een aantal omstandigheden maken deze verandering erg moeilijk. Zo is het gezin naast een sociale noodzaak hier ook een economische noodzaak (in Nederland is dat door sociale zekerheid veel minder het geval). Daarnaast is Nederland een toch behoorlijk verstedelijkt land, wat ontsnappen aan de constante blik van familie (en de herinnering van ex-en) een stuk makkelijker maakt. Peru is veel minder verstedelijkt.
Het zou dus eerst heel wat economische ontwikkeling vereisen en dan pas kunnen aanklachten tegen de ellende van het huwelijk of over pijnlijke sluimerende onderhuidse familieconflicten (die hier ongetwijfeld ook bestaan) de bestaande structuur veranderen. Tot die tijd gaat het meer via Amerikaans model: veranderingen (zoals acceptatie van homoseksualiteit) worden slechts langzaam doorgevoerd vanuit steden, het buitenland en de jongere generatie.
Een zij-verhaal hierbij: gisteren had ik het met Mariela ook even over de verschillen tussen het Spaans en het Nederlands. Terwijl het liefdesspel in het Spaans via zwoele en zoete woorden (suave y dulce) gaat, ligt in het Nederlands de nadruk op scherpe woorden die dwars door het verwachtingspatroon heen snijden en de grenzen van de gedachtewereld verleggen. Het is misschien niet een volledig accuraat beeld, maar het is wel hoe ik Nederland graag zie: een open samenleving waar het altijd mogelijk grenzen te verleggen. Het is dit Nederland dat ik met me door de wereld heen met me mee draag.

vrijdag 11 april 2008

De laatste stukjes Argentinië

De laatste dagen in Agentinië heb ik besteed aan het wegwerken van de losse eindjes. Ik was twee dagen in Mendoza en heb daar maar meegedaan aan twee activiteiten die vanuit het hostel werden georganiseerd. Allereerst de wijntour. Bij vier verschillende wijnbrouwers kregen we vier keer opnieuw uitgelegd hoe wijn werd gemaakt. Daarnaast gingen we langs een stoker, die dankzij de toeristen van zijn hobby kan rondkomen en langs een olijfolieperserij. Eigenlijk was de tour maar matig interessant, maar de sfeer was goed. Niemand was ook maar enigszins een wijnspecialist en iedereen was mee om een middagje cultureel verantwoord te kunnen doen. (Behalve de Israëliër naast mij die steevast vertelde dat hij eigenlijk liever wilde lunchen (na de lunch veranderde dat in slapen)). Voor het groepje Amerikanen dat mee was, bestond trouwens de hele vakantie uit dit soort trips. Later ben ik nog uit eten geweest met een Deens koppel dat ik daar had ontmoet, datonder andere Idols en Expeditie Robinson had geregisseerd.
De volgende dag ben ik wezen paraglyden. Ik dacht dat ik toch iets avontuurlijks moest doen. Vastgekoppeld aan iemand anders spring je van een berg af. De parachute (al uitgeklapt) trek je achter je aan. Het was op zich heel even leuk en daarna werd ik misselijk en wilde ik eigenlijk zo snel mogelijk naar beneden. Ik denk dat het niet veel had gescheeld of ik was flauwgevallen en ik had op de grond flink wat tijd nodig om te herstellen. Gelukkig moesten wij (ik en twee Duitse toeristen) wachten tot de Zweden ook beneden waren (zij gingen met de tweede ronde) en vanuit onze luie stoel hadden we het wat over literatuur, filosofie en hoe makkelijk het leven wel niet gemaakt wordt tegenwoordig (en dat daarmee ook iets verloren is gegaan).
Sinds gisteren ben ik terug in Buenos Aires. Na wat kleine dingetjes ben ik gisteravond naar een tangoshow gegaan. Het is best duur (250 pesos = 50 euro), maar daarvoor krijg je dan ook eten en een volledige show van anderhalf uur met live tangomuziek en -dans. Omdat alleen maar tango gaat vervelen, gooiden ze er ook wat Andesmuziek in en een Spaanse tapdanser. Zeer vermakelijk. Vandaag ben ik naar Tigre gegaan. Dit ligt 40 km ten noorden van Buenos Aires en in deze rivierdelta staan veel buitenhuisjes waar je alleen met de boot kan komen. Er komen ook veel toeristen om naar deze huisjes te kijken.
Zo, dit was dus Argentinië. Een gezellig, redelijk veilig, behoorlijk westers en vooral spotgoedkoop land. Het is wat vreemd om weg te gaan, ook al heb ik alles gezien (behalve het uitgestrekte Patagonië). Het wordt echter tijd voor iets nieuws. Morgenochtend vroeg vlieg ik naar Peru en ik heb er zin in. Ik verblijf daar bij mensen die ik via via ken, toch heel anders dan van hostel naar hostel trekken.

zondag 6 april 2008

De Argentijnse omgang met technologie

In Argentinië word je voortdurend afgezet. Nu is het nog steeds spotgoedkoop, dus ik vind het niet erg dat ik vaak te veel betaal en ik bespaar me daarom de moeite van het afdingen. Maar ook de Argentijnen worden voortdurend genaaid waar ze bij staan en ze hebben het niet door.
Zo is het telefoonnetwerk hier één grote chaos. De meeste telefoontjes gaan via locutorios (een soort winkels op elke straathoek) die een stuk goedkoper zijn dan mobiel bellen, maar het totaal onduidelijk is wat het kost of hoe goed de verbinding is. De hele jeugd heeft zo ongeveer een mobiele telefoon, maar vrijwel niemand heeft beltegoed: in de meeste gevallen moet je gewoon betalen als je opgebeld wordt of zelfs als je een sms-jes ontvangt en het is gewoon veiliger geen beltegoed te hebben. Je betaalt dan ook niet voor dingen die je eigenlijk niet wil. Gevolg is dat er hier nog een pre-mobiele-telefoontijdperkchaos heerst. Gisteravond ging ik op stap met Gabriel (een Argentijnse jongen die ik in de bus had ontmoet) en David (vriend van hem). Direct na het eten raakten wij Gabriel kwijt en we waren 2 uur bezig om weer bij elkaar te komen (toegegeven ook deels omdat David Gabriels nummer eerst niet had en vanwege het feit dat Gabriel een beetje een warhoofd is). Een half uur later waren we Gabriel weer kwijt, maar we hadden toen geen zin meer hem nog een keer te zoeken.
Ander voorbeeld: ik probeerde gisteren geld op te nemen, maar dat lukte niet wegens ´overschrijding van de daglimiet´. Ik probeerde het vandaag weer bij een stuk of 5 automaten en allemaal zeiden ze hetzelfde. Via de locutorios probeerde ik met pas gekochte telefoonkaarten naar mijn bank te bellen (en iedere keer kon ik korter bellen dan de telefoonkaarten van te voren hadden toegezegd). De bank kon alleen maar bevestigen dat mijn kaart niet geblokkeerd was, er ogenschijnlijk niks aan de hand was en adviseerde mij met het klein beetje geld dat ik nog had nog een nacht in Córdoba door te bregen. Op maandag zou ik dan tot meer dingen in staat moeten zijn. Ik struimde daarom de hostels af op zoek naar de goedkoopste nachtrust tot ik uiteindelijk een Vlaming tegenkwam die precies hetzelfde probleem had gehad. En hij vertelde mij dat de banken in Córdoba het op een akkoordje hadden gegooid en niet toestonden dat je meer dan 320 pesos (oftewel 64 euro) tegelijk kon opnemen, zodat zij steeds een dikke commissie opstrijkten. In Argentinië is er natuurlijk geen mededingsautoriteit die even vertelt dat dat geintje mooi niet door gaat. Gelukkig was er echt niks met mijn passen aan de hand en kan ik vanavond gewoon in de bus naar Mendoza stappen.
Argentijnen weten niet beter en moeten hun eigen manieren vinden om er mee om te gaan. ´s Avonds staan er bij de geldautomaten lange rijen. David heeft een soort walkietalkie-functie op zijn telefoon dat hem in staat stelt gratis met zijn vriendin te bellen via een radiofrequentie. Hij moet constant heen en weer wisselen tussen de functies ´praten´ en ´luisteren´. De oplossingen van de Argentijnen blinken uit in onpraktischheid. Handige technische toepassingen zijn blijkbaar alleen mogelijk als opgetreden wordt tegen bedrijven die wat al te schaamteloos hun klanten bedonderen.

vrijdag 4 april 2008

Salinas Grandes

De afgelopen dagen heb ik door noord-west Argentinië gereisd, in de volksmond bekend als NOA (Nord-Oeste Argentinia). Ik was twee nachten in Salta, heb daar al met al niet zo heel veel bijzonders gezien, maar me wel aardig vermaakt. Daarna ging ik door naar het noorden en kwam ik terecht in Tilcara. Er was daar tamelijk oninteressant precolumbiaans fort en ik heb een lange wandeling omhoog gemaakt. Mijn kamergenoot, een bejaarde man uit Buenos Aires, adviseerde mij de volgende dag naar Purmamarca te gaan en een rit naar de zoutvlaktes te regelen. Ik besloot dat maar te gaan doen, ook omdat er een interessante berg scheen te zijn in Purmamarca.
In Purmamarca kwam ik er echter achter dat een rit naar de zoutvlaktes drie en een half uur zou duren, wat mijn planning enigszins in de war gooide. Ook moest ik wachten tot er andere mensen zouden zijn die ook wilden gaan. Ik vroeg me af of ik het wel moest doen, per slot van rekening stonden de zoutvlaktes niet eens in mijn gids. Ik bedacht uiteindelijk dat ik er toch waarschijnlijk maar één keer was en de andere plekken in de auto af te kopen. Het geintje kostte mij 120 pesos (24 euro). De auto nam mij op een rit van zo´n 50 kilometer bijna alleen maar omhoog (met als hoogste punt zo´n 4200 meter).
Als je aan komt rijden, zie je een grote witte vlek, die er eerst uitziet als water, vervolgens als sneeuw en als je er bovenop staat als ijs. Maar het is zout. Zo ver als je kunt kijken is er alleen maar zout. Zout, zout, zout en nog eens zout. Niet van dat laffe keukenzout, maar ruw brokkelig zout. Enkel de bergen in de verte herinneren je eraan dat je toch echt op zo´n 4000 meter hoogte bent. Dieren en planten zijn er niet, ze kunnen niet overleven op zout en zonnestralen. De enorme hoeveelheid zout herinnert de bezoeker eraan dat hier ooit, voordat de Andes ontstond zee was.
Het enige dat het zout onderbreekt, is de autoweg (die er nog maar drie jaar ligt), de kleinschalige zoutwinning en een enkele toerist (de toeristenindustrie komt hier echt maar moeilijk op gang, want de ervaring is nauwelijks op foto of film te vatten). Een Franse toeriste vertelde mij dat het veld zo´n 35 kilometer breed was en zo´n 50 centimeter dik. De Salinas Grandes waren misschien wel de meest surrealistische ervaring die ik ooit heb meegemaakt.
Ik was er op een wat bewolkte dag. Het schijnt nog surrealistischer te zijn als het snikheet is. Maar aan de andere kant, dan had ik nooit over het zout gelopen en mij afgevraagd wat dat vreemde geluid is. Het klonk een beetje als krakend ijs. Na even logisch nadenken kwam ik erachter: het was de lichte motregen die op de zoutkristallen landde.

dinsdag 1 april 2008

De romantiek van het reizen

In Texas was ik gefascineerd door het idee dat midden in de negentiende eeuw Europese kolonisten alles achterlieten om in een onontgonnen gebied een nieuw leven te beginnen. Hun hele familie en vrienden zouden ze nooit meer zien en dat wisten ze. Het is slechts door hun ambitie dat ze de sprong durfden te wagen. Hier in Zuid-Amerika was het natuurlijk niet anders. De Spanjaarden (en ander volk) die sinds de zestiende eeuw de oceaan overstaken, begonnen ook aan iets totaal nieuws. En ook al hadden veel provinciebestuurders een vaag idee dat ze ooit zouden terugkeren, ze moeten geweten hebbben dat hun beslissing om te vertrekken hun leven zou vormen. De beslissingen zijn nu veel minder radicaal. Zelfs de enkeling die nog emigreert, krijgt volop gelegenheid om terug te keren of contact met het thuisfront te onderhouden.
Hoeveel van de wereld is nog onontdekt? Bar weinig. De grootse watervallen van Iguazú zijn gemakkelijk te bereiken en via bruggetjes kun je heel dichtbij komen. In Salta kun je met een kabelbaantje de grote berg op. Ook aan de andere kant van de berg staan gewoon huizen. Alles van waarde wordt razendsnel gekoloniseerd. Ergens voel ik nostalgie voor de dagen in het midden van de negentiende eeuw dat ontdekkingsreiziger H.M. Stanley het hart van Afrika introk op zoek naar het verhaal van een verdwenen missionaris. Als hij na een lange reis vol ontberingen en met weinig succes plotseling midden in de jungle een blanke tegenkomt kan hij enkel zeggen: ´Dr. Livingstone, I presume.´ Stanley had natuurlijk gelijk: het was immers ondenkbaar dat er midden in Afrika nog een blanke zou zijn. Bij het zien van een blanke wist hij dat het wel Livingstone moest zijn. Ver ver weg van huis ontmoet hij midden in de jungle een stukje thuis waar hij het het minst van alles zou verwachten.
Die dagen zijn voorbij. De moderne reiziger ontmoet overal bekende elementen en de kans op een onverwacht juweeltje is bijzonder klein, want alles is in kaart gebracht. Zelfs het contact met het thuisfront is makkelijk: alles is dichtbij.
Onontdekte gebieden bestaan daarom alleen nog in fictie. Begin twintigste werd Macchu Picchu ontdekt, de verborgen Inca-stad. Het inspireerde Hergé tot de mogelijkheid van een nog steeds bestaand ondergronds Incarijk, waar zijn creatie Kuifje natuurlijk mee in aanraking kwam. In een verhaal van Annie M.G. Schmidt ontmoet Pluk van de Pletteflet midden in het bos een kluizenaar, waarvan niemand wist dat hij bestond. Een echte kluizenaar kan zijn bestaan vrijwel onmogelijk geheim houden. Ik denk dat zelfs in de afgelegen Amazone het niet meer mogelijk is om onzichtbaar te leven. Mensen gaan er zo vaak op expeditie dat je je aanwezigheid met geen mogelijkheid geheim zou kunnen houden.
De hele wereld is dus omsloten en zichtbaar geworden. Wie niet de luxe heeft zoals ik op reis te gaan, kan op internet gewoon de foto´s bekijken, dat is toch bijna hetzelfde (dat meen ik overigens serieus: ´er-daadwerkelijk-zijn´ maakt de ervaring alleen intenser, maar het blijft dezelfde ervaring). De ironie is dat deze volledige zichtbaarheid van de wereld juist voortkomt uit de idealisering van het onbekende. Het romantische van reisverhalen inspireert mensen zelf ook nieuwe dingen te ontdekken en op deze manier ongewilde de romantiek van het onbekende verloren te laten gaan. En misschien is het eigenlijk helemaal zo slecht nog niet. Want de ontdekking van Dr. Livingstone, de Iguazúwatervallen of Macchu Picchu was uiteindelijk maar voorbehouden aan een klein aantal mensen. Massatoerisme geeft veel meer mensen de mogelijkheid een afgezwakte vorm van deze sensatie van ontdekking mee te maken. De voetgangersbruggen bij Iguazú maken het makkelijk de watervallen te zien, misschien wel te makken. Het gevolg is echter wel dat meer mensen ze van dichtbij kunnen meemaken: per saldo helpen de bruggen dus ´het grootste geluk voor het grootst aantal mensen´. (Heel soms hebben utilitaristen wel een beetje een punt.) Zo zou ik zelf niet graag zonder mijn reisgids willen reizen: de reisgids maakt de kans op een onverwachte ontdekking wel kleiner, maar ´op goed geluk´ reizen komt in de overgrote meerderheid van de keren neer op ´niets bijzonders gezien´. En die gevallen komen niet in de reisverhalen terecht.