maandag 18 augustus 2008

Losse observaties uit Rome

Om een idee te krijgen van de Italiaanse cultuur zo maar wat losse (maar samenhangende) observaties:
- Italie is behoorlijk goed georganiseerd. Intuitief verwacht je Mediterraanse wanpraktijken, maar over het algemeen werken mensen hier behoorlijk efficient.
- Mijn oudheidprofessor vertelde me al dat je om het antieke Rome te begrijpen de Godfather moet bekijken. Een andere Nederlander vertelde dat je vooral het fascisme moest begrijpen om de moderne Italiaan te begrijpen. Dat klinkt cynisch en hard, maar de kern van de samenleving is in beiden een sterke verbondenheid tussen familieleden en alle natuurlijke bondgenoten (denk ook aan de fractiestrijden van Romeo en Julia) en hun familieleden. Mensen voelen zich behoorlijk sterk verbonden met hun eigen club en op een niet-destructieve wijze concurreren deze clubs ook met elkaar: elke club wil dat zij degenen zijn die het goed georganiseerd heeft (kernwaarden zijn hierbij trots, daadkracht en respect voor degenen die het gemaakt hebben). Naar buiten toe presenteren ze zich vol trots en open, naar binnen toe zijn ze harder en permiteren ze hun eigen mensen weinig ruimte voor falen.
- 30 % van de Italianen krijgt een baan via hun familie. Dat betekent jammer genoeg ook dat er genoeg incapabele mensen rondlopen, die alleen maar het hand boven het hoofd wordt gehouden omdat ze familie zijn. Over het algemeen is het eerder echter omgekeerd: dat de harde aanpak die bij werkgever-werknemer hoort ook in de familiesfeer wordt voortgezet (of zo hoor ik uit tweede hand).
- in geval van een publiek schandaal over fraude, richt de publieke verontwaardiging zich regelmatig tegen de aanklagers/klokkenluiders die het systeem onderuit halen. Zij beeindigen namelijk een systeem dat prima werkte.
- politie is hier erg zichtbaar. Ze treden echter zelden op. Meestal staan ze gewoon op een hoek, aanwezig te zijn. Nog niet eens goed om zich heen aan het kijken. Het lijkt alsof ze willen uitstralen dat ze toch wel erg stoer zijn dat ze politieagent zijn geworden. Italie is daarbij één van de weinige landen waar je eerder aan een voorbijganger dan aan een politieagent de weg zou vragen. De politieagent zou het maar een vervelende onderbreking van zijn hangroutine vinden.

Het zijn maar wat losse gedachten, ik ben maar weinig met gewone Italianen in contact gekomen om er iets definitiefs over te kunnen zeggen. Ik ga nog even naar Perugia, Ravenna en Bologna en daarna keer ik maar weer naar Nederland, waarschijnlijk voor een lange tijd.

dinsdag 12 augustus 2008

Toscaanse trots

Ik heb de afgelopen dagen in Florence gezeten, een prachtige stad, waar alles de Toscaanse sfeer uitstraalt. In een gallerij bij het belangrijkste museum van de stad staan de standbeelden van alle Toscaanse helden naast elkaar: Michelangelo, Leonardo Da Vinci, Dante, Petrarca, Macchiavelli, Guiccardini, Vespucci, de Renaissance is hier zo ongeveer uitgevonden. Zo ongeveer de enige Reniassanceheld die niet in Toscane is geboren is de schilder Raphael. Van de 14e tot de 16e eeuw was Florence een wereldstad, ze leverden de beste goederen ter wereld en bankiers als de Medici's financieerden pauzen en koningen over heel Europa.
Florence was altijd al een kleine stad, niet eens strategisch gelegen en zeker geen natuurlijk handelscentrum. Florence groeide echter gemakkelijk uit tot het culturele centrum van de wereld: wie het in Flornece maakte, kon het overal maken. En dat hangt volgens mij deels samen met de Republikeinse sfeer die er heerste. De Florentijnen waren zich bewust van hun geringe omvang, maar het was alsof de normale regels niet op hen van toepassing waren. Zij zagen de rest van de wereld zwelgen in oude stijlen en kortzichtigheid, zij haalden een gevoel van waardigheid dat zij in staat waren boven deze beperkingen uit te stijgen. Zij waren de David die elke Goliath kon uitdagen. Het was eerzaam om Florentijn te zijn. Je gaat haast denken dat de Florentijnen de Renaissance hebben uitgevonden om zich boven de rest van Europa verheven te voelen.

zondag 10 augustus 2008

Milaan: het Italiaanse beschavingsoffensief

Als je naar het beroemde Scala operahuis van Milaan gaat, staat daar een grote buste van Toscanini. Deze man verzon dat mensen bij de opera op tijd moesten verschijnen, netjes gekleed moesten gaan, stil moesten zijn tijdens de voorstelling, geen kaartspelletjes moesten spelen en niet mochten dansen (om dat laatste te bereiken heeft hij zelfs overal stoelen neer laten zetten). De opera veranderde daarmee van een sociale ontmoetingsplaats voor de hippe in-crowd naar een plaats waar de burgerlijke elite kon hun waardigheid, hun beschaving kon tonen.
Het operahuis is niet de enige plek waar dit beschavingsoffensief plaats heeft gevonden. De plaatselijke geestelijken hebben op een gegeven moment besloten de grote deuren aan de zijkant van de Duomo (de centrale kathedraal) te sluiten en te vervangen door nog een altaar, voornamelijk om te voorkomen dat mensen tijdens de dienst met paard en wagen naar binnen rijden. Tegenwoordig is het al verboden met ontblootte schouders of knieën naar binnen te gaan. De normen van hoe je je in de kerk moet gedragen zijn flink aangestrengd.
Overal waar je heen gaat op reis heeft de bestaande bevolking de neiging hun eigen plaats onredelijk op te hemelen en tot het meest bijzondere plekje ter wereld te benoemen. De Milanesen hebben dat ook (de gids noemde 'het laatste avondmaal' steevast een wonder, de schilder Leonardo da Vinci was de enige genie die de wereld echt gekend heeft), maar gelukkig zijn Italianen ver genoeg ontwikkeld om tegelijkertijd naar hun erfenis met een zeker cynisme te kijken. Het is wel heel romantisch om te bedenken hoe een muurschildering als 'het laatste avondmaal' er in zijn oorspronkelijke staat uit gezien zou hebben, maar bedenk dan wel dat die versie hoogstens een paar jaar heeft bestaan. Al binnen twee eeuwen was de schildering zo ver vervaagd, dat de Dominicaanse monikken een nieuwe deur aanlegden, negeerden ze de schildering dan ook en sneden daarmee een stuk van de schildering af. Als toerist verlang je de Dumo zonder de steigers te zien, omdat je dan op één of andere manier de échte Duomo zou kunnen zien, zoals hij bedoeld was. De gids merkt echter cynisch op dat de Duomo sinds ze begonnen zijn altijd in ombouw was, steeds weer met andere architectuursideeën in het achterhoofd. Er is derhalve letterlijk nog geen Milanees geweest die de Duomo zonder steigers heeft gezien.
Vroeger zou een denker nog de vraag gesteld hebben wat dan de échte Duomo is: met of zonder steigers? Maar de Milanesen hebben allang de lessen van de moderniteit geleerd: er is helemaal geen échte Duomo. Het is een project wat steeds weer verandert. En daarmee zijn de Milanesen al een stap verder dan de stricte standaarden die het beschavingsoffensief van ze vereist.

donderdag 7 augustus 2008

Op naar Italië

Per 1 september start ik bij PWC in Rotterdam als tax trainee, ik ben al verhuisd. Het was een hel om het in te richten met mijn klusvaardigheden, maar het is min of meer gelukt. Aangezien ik tot 1 september toch niet zo veel te doen heb, heb ik besloten er nog twee weken tussenuit te gaan, met de trein naar Italië. Ik kom eerst in Milaan, vervolgens in Florence, dan in Rome en via Bologna ga ik weer terug. Ik zal mijn ervaringen als vanouds weer op hier neerzetten.

dinsdag 24 juni 2008

Terug in Nederland

Sinds bijna twee weken ben ik terug in Nederland. De reden dat ik zo lang gewacht heb met iets posten op deze site is dat ik niet zo goed weet wat voor bijzonders ik nog zou kunnen zeggen. De wereldreis was een fantastische ervaring, zoals ik niet snel weer zal krijgen. Maar buiten wat ik al eerder gepost heb, ben ik niet echt anders naar Nederland gaan kijken. Ik was me er eigenlijk altijd al van bewust dat Nederland een zeer klein onderdeel van de wereld was en dat je op veel verschillende manieren naar dingen kunt kijken. Voor mijn gevoel heb ik niet echt een 'culture shock' ondergaan, maar dat is misschien omdat ik me al op een 'culture shock' had ingesteld. Nu ben ik weer terug in Nederland en dat is een prima land om in te wonen. Ik ga aan de rest van mijn leven bouwen en we zullen zien wat voor rol de rest van de wereld daarin zal krijgen.

dinsdag 10 juni 2008

China: het eindoordeel

Het staat buiten kijf dat van alle landen die ik heb aangedaan China cultureel het verst verwijderd van ons is. Het is daarom ook geen gemakkelijke taak alle draden proberen te verengingen en zo vlak voor mijn terugkeer naar Nederland met een eindoordeel te komen.
Een ding wat opvalt, is dat voor de Chinezen het onderscheid tussen het echte en het gesimuleerde geen rol lijkt te spelen. Op markten worden op grote schaal dingen verkocht die iets anders moeten voorstellen dan ze daadwerkelijk zijn (nep-iPods en dergelijke). De observeerbare verschillen worden zo klein mogelijk gehouden: het idee lijkt te zijn dat als de verschillen verdwijnen, de kopie in feite net zo goed is als het origineel. De Westerling kan vervolgens cynisch constateren dat een gelijke uiterlijk nog zeker geen garantie is dat de interne mechaniek van de nep-iPods ook maar enigszins lijkt op het origineel. De Westerlingen leren uiterlijk te zien als een bedriegelijk iets: er is altijd het gevaar van de illusie.
De musea zijn hier gevuld met replica's. Dat wordt er wel steevast bij vermeld, maar enkel voor de westerse bezoekers: het lijkt de Chinezen nauwelijks te interesseren of het ding origineel is. En de Chineze obsessie met het publieke imago komt in feite op hetzelfde neer: wat andere mensen van je denken bepaalt wie of wat jij bent. Een Westers persoon zou zeggen dat imago bedriegelijk is en hetgene wat écht belangrijk is, is de persoon achter dit imago schuilgaat. In de Chineze cultuur slaat dit bezwaar niet echt ergens op. Ze zijn niet bang voor het gevaar van de illusie. Voor hen ligt er geen diepere waarheid achter de verschijnselen.
Het onderscheid tussen het publieke en het privédomein lijkt daarom hier ook niet te bestaan. Het publieke imago bepaalt wat iemand is en deze rol moet iemand zowel thuis als in de openbaarheid vervullen. De Chinezen spugen op straat, ze stormen over straat alsof deze van hen is en de restaurants gooien bierdopjes gewoon de straat in. De Chinezen gedragen zich op straat altijd alsof ze thuis zijn. Thuis gedragen ze zich altijd alsof ze in de openbaarheid zijn. Voor hen is er geen onderscheid tussen beiden.
Onder deze omstandigheden hebben de Chinezen ook een vloeibaardere conceptie van waarheid. Waar de samenleving overeenstemming over bereikt, is de waarheid. In het Westen vertelt de samenleving je zelden wat je geacht wordt te denken over morele kwesties. Bij ons leren wij onze burgers slecht kennis, de waarheid. Dat doen wij in de opvoeding, overheidscampagnes en dingen als musea. Wij laten de burgers vrij in de persoonlijke betekenis van dit soort dingen, de subjectieve invulling. In China wordt deze persoonlijke betekenis op dezelfde manier overgedragen. Voortdurend wordt de bevolking verteld hoe zij zich geacht worden te gedragen. Dit is niet alleen een kwestie van de overheid: de Chinezen zelf doen hier actief aan mee. Voor hen bestaat er geen onderscheid tussen het objectieve gedeelte (kennis, verspreid in de publieke sfeer) en het subejctieve gedeelte (karaktervorming, wat gebeurd in de privésfeer).
In veel van mijn filosofische training ging het erom hoe Westerse concepties als subjectief-objectief, publiek-privé en origineel-kopie historisch gegroeid en enigszins arbitrair zijn. Maar met deze indelingen hangt ook een Westerse conceptie van het liberale vrije individu samen. In China lijkt zo'n individu niet te bestaan, niet in de publieke verbeelding althans, en is er eerder sprake van een soort 'massamens'. Het is daarom dat ik enigszins angstig ben dat het Chineze wereldbeeld, met de toegenomen economische kracht, ook een grotere stempel op de wereld gaat drukken. De druk om te conformeren zal toenemen, creativiteit zal minder gewaardeerd worden en democratie zal leiden onder een verlies aan ruimte voor het publieke debat.
Er is echter hoop: in een wereldstad als Shanghai lijkt China zich de Westerse kant op te ontwikkelen. Op straat zag ik zelfs een Chineze gothic, individualistischer kan het haast niet worden. Maar het is lastig om Shanghai te beoordelen: het is namelijk een stad die ook graag Westers wil zijn. In hoeverre is de ontwikkeling in Shanghai een logisch gevolg van processen als welvaart en urbanisering en in hoeverre komt het voort uit het verlangen van Shanghai om 'hip' en 'niet zoals de rest van China' te zijn? Aan de ene kant ben ik geneigd te denken dat alleen creatieve zelfdenkende individuen in staat zijn het kwalitatief hoogwaardigste werk af te leveren. Aan de andere kant is het al te gemakkelijk de eigen manier te veralgemeniseren als de enige juiste en andere ontwikkelingen als abnormaal af te schilderen. En mijn voorkeur voor de Europese manier is deels gebaseerd op mijn intuïtieve chauvinisme: mijn voorkeur voor het bekende. Om het toekomstbeeld dat China representeert werkelijk te kunnen beoordelen, zal ik niet alleen moeten begrijpen wat er in de Chineze cultuur ontbreekt, maar ook wat er dan wel in de Chineze cultuur aanwezig is. En ik heb veels te weinig van China gezien om daar een oordeel over te vellen.

vrijdag 6 juni 2008

China op zoek naar beschaving

De kwestie of Chinezen goede manieren hebben verdeelt veel reizigers. Aan de ene kant spuugt de lokale bevolking hier op straat, ze duwen iedereen opzij om een zitplaats in de metro te bemachtigen en ze doen niet aan westerse conventies zoals wachtrijen (iedereen is aan de beurt, wanneer hij vindt dat hij aan de beurt is), verkeersregels (groene lichten zijn niet meer dan een indicatie van het moment waarop je zou kunnen proberen over te steken) of verontschuldigingen (mijn Chineze taalgids spreekt er niet over: als de lokale bevolking het niet doet, waarom zou je het dan als westerling wel doen?). Er is dan ook een constante storm van overheidscampagnes om het volk meer beschaving bij te brengen. Onwillekeurig vraag je je af of Mao's Culturele Revolutie, waarin afgerekend werd met alles wat maar elitair zou kunnen zijn, misschien niet ook een aanval op vormen van fatsoenlijk meelevend gedrag was.
Aan de andere kant is criminaliteit nagenoeg onzichtbaar. Veel publieke voorzieningen zouden gemakkelijk te jatten moeten zijn, toch gebeurt dat niet. Bewakers zijn zelden gewapend. En voor reizigers is China een behoorlijk veilig land. Daarnaast hoor je verhalen van de extreme beleefdheid van de mensen. Zelfs als ze je niets willen verkopen zijn ze maar al te bereid zich in je te verdiepen en als je de weg vraagt, brengen ze je naar de plaats.
"Dat komt omdat jij een Westers uiterlijk hebt," vertelt een naar China ge-emigreerde Taiwanees mij in de trein. "Als ik de weg vraag, zeggen ze gewoon dat ze het niet weten en lopen ze weg." En de criminaliteit blijkt wel degelijk te bestaan. Bij grote publieke plaatsen zijn camera's overal en op diefstal of geweld wordt direct en meedogenloos gereageerd. Dat reizigers veilig zijn, hangt meer samen met de draconische straffen op misdaden tegen buitenlanders. Zo probeert China een positief beeld in het buitenland te krijgen.
Deze obsessie met het beeld dat ze naar buiten uitstralen, keert terug in de musea. Beschrijvingen eindigen steevast met frases als 'hoe geweldig is het wel niet', 'het is een werk van de hoogste genialiteit en vakmanschap ter wereld' of zelfs 'bezoekers zijn altijd diep onder de indruk' (alsof de bezoeker daar zelf niks over te zeggen heeft). Waar komt die Chineze obsessie met het publieke imago vandaan?
"Het kan wel zijn dat China een enorme economische ontwikkeling doormaakt", vertelt de Taiwanees, "maar het overgrote gedeelte van de bevolking leeft nog gewoon in armoede, iets waar ook de partijbaronnen zich voor schamen. Qua levensstandaard worden ze vernederd door omringende landen als Zuid-Korea en Japan. Al met al is er niet zo veel waar China trots op kan zijn, anders dan jullie Europese landen. Ze zoeken daarom wanhopig naar iets om hun gevoel van eigenwaarde op te baseren." Helemaal overtuigd ben ik niet. Het is niet het hele verhaal, maar het heeft er zeer zeker wel mee te maken.

zondag 1 juni 2008

Het imperialistische westen?

Hier in China zijn de reizigers wat serieuzer over hun culturele ervaring dan in New York of in Zuid-Amerika. China is wat moeilijker te bereiken en is niet echt een feestomgeving, dus dat betekent dat de amateur-antropologen snel de overhand krijgen. En mijn ervaring is dat dat vaak genoeg mensen zijn die zelf de belichaming van de culturele melting pot zijn.
Zo sprak ik een paar dagen terug (toen nog in Beijing) mket een Koreaanse Deen die een half jaar in China was in verband met zijn studie Chinese taal en cultuur. Hij legde uitgebreid uit welke politieke rationaliteit landen als China, Noord-Korea en Birma volgden. Dingen die wij in het westen niet zo waarderen (personvrijheid, doodstraf, mensenrechtenschendingen) werden in perspectief geplaatst. Het was zeer zeker nuttig en interessant te proberen te begrijpen waarom deze landen zich zo gedragen als ze zich doen. Maar dit begrip gaat vaak hand in hand met het goedpraten van deze politieke rationaliteit. Het lijkt alsof de constatering dat het handelen van de regeringen rationeel is, automatisch het Westen het recht ontneemt in te grijpen of er zich tegen te verzetten. Dat wordt namelijk beschouwd als imperialistisch.
Als we in deze denkwijze doorgaan, doen we er goed aan niet slechts bij grote culturele blokken op te houden. Er zijn veel subculturen (ook in China) die aan de dominante culturele ordening willen ontsnappen. In veel landen worden deze subculturen zoveel mogelijk de bewegingsvrijheid ontnomen. Het betekent dat deze mensen hun eigen individualiteit, hun subcultuur en hun groep van geestverwanten niet kunnen ontwikkelen. Ze worden gedwongen zich in de dominante stroom in te passen. Ik denk hierbij met name aan veel van mijn vrienden (ik heb nu eenmaal een voorkeur voor dissonanten). Zo weet ik goed dat ik ooit tegen een vriendin van mij zei: 'Als jij in Iran zou leven, was je allang ge-executeerd.' Haar terechte antwoord was: 'Nee, dan had ik geleerd me aan te passen en was ik doodongelukkig en gewoon geworden.'
Eigenlijk zou je dus ook deze mensen moeten begrijpen en om hun vrijheid moeten roepen. Maar ook daar kun je te ver in gaan. Het is algemeen bekend dat het goed mogelijk is om boeken te schrijven die uitleggen wat mensen tot moord doet drijven. Ook hier gaat begrip bijna hand in hand met vergeving. Wie begrijpt waarom iemand zou moorden, onder welke omstandigheden je zelf misschien ook tot moord zou overgaan, is minder geneigd de moordenaar te straffen. Er zit wel een kern van waarheid in 'tout explicer est tout pardonner.' Het roept bij sommige mensen de vraag op of je wel alles wilt begrijpen. Wil je bijvoorbeeld werkelijk massamoordenaars begrijpen en voorgeven?
Voor de amateur antropologen zijn dit soort kwesties ver weg. Maar ik denk dat we wel een manier moeten vinden om andere culturen te begrijpen, maar toch ons eigen onafhankelijke oordeel erover kunnen vellen. Zo kan ik de politiek rationaliteit van China, Noord-Korea en Birma wel begrijpen, maar ik ben het totaal niet met deze rationaliteit eens. Zij zijn bang voor dingen als persvrijheid, omdat het hun stabiliteit zou bedreigen. Daar zit wel een kern van waarheid in, maar voor een liberaal als mijzelf gaat het erom dat zij hun volk leren vertrouwen.
Het volk op zijn beurt moet leren met dit vertrouwen om te gaan, dit vertrouwen niet te beschamen. Dit betekent dus dat zijn niet alle vrijheden in 1 keer moeten krijgen (zoals bijvoorbeeld in Irak gebeurde): het is een langzaam proces van vallen en opstaan. Het heeft in Europa twee eeuwen geduurd voordat wij het huidige nivo van vrijheid konden bereiken. We kunnen echter buitenlandse regeringen wel aanspreken op dat ze stappen in de goede richting nemen en dit in een hoog genoeg tempo (in de naam van vrijheid).
Tot nu toe lijkt alleen China dit te doen, zij het in een langzaam tempo. Ik heb vaak echter de indruk dat ze het echter niet uit geloof in individuele vrijheid te doen, maar vooral om het westen naar de hand te zijn en hun eigen economische ontwikkeling niet in de vingers te snijden (kun je een moderne economie zonder internet voorstellen?). Op lange termijn lijkt China bijvoorbeeld geen intentie te hebben een plaats van publiek debat te laten ontstaan. De westerse pers mag dan wel bevooroordeeld zijn (zoals amateur-antropologen met liefde aantonen), bij ons is er tenminste nog sprake van publiek debat, een afweging van argumenten. In China worden alle beslissingen en al het debat binnenskamers gevoerd.
Is de Westerse mentaliteit ten opzichte van bijvoorbeeld China imperialistisch? Misschien een beetje, omdat wij individuele vrijheid niet alleen aan onze eigen burgers willen schenken, maar iedereen het recht willen geven voor zichzelf na te denken en een individu te worden. Het voelt echter minder imperialistisch dan de neigingen van dictatoriale staten alle potentieel gevaarlijke subculturen zoveel mogelijk in hun ontwikkeling te beknotten. En veel amateur-antropologen zijn zich er niet van bewust dat zij impliciet meewerken aan dit soort vormen van onderdrukking.

woensdag 28 mei 2008

Olympisch Beijing

Ik ben inmiddels al een week in China, of beter gezegd Beijing. Ik heb veel van de traditionele toeristische attracties gezien. Maar wat vooral opvalt als je door de straten trekt, is dat overal gebouwd wordt. De omgeving van het hostel is 1 grote bouwput: in een razend tempo wordt geprobeerd in verband met de Olympische Spelen alle kanten van het wat primitievere China te maskeren. Natuurlijk worden de arme huizen vervangen door andere kleine huisjes in traditionele architectuur, zodanig dat de toeristen zullen denken dat deze structuren er al tijden stonden. Chinezen geven sowieso niet zoveel om het onderscheid tussen authentiek en nep, iets wat bij tijd en wijlen (bijvoorbeeld op de Chineze muur, indrukwekkend, maar grotendeels een reconstructie) verwarrend kan werken.
Daarnaast worden de Chinezen doodgegooid met informatie over de Spelen. Wat ik van andere reizigers hoor, is dat ze als de dood zijn voor het feit dat de Spelen op een mislukking zouden uitlopen. China (en alle burgers worden daarin betrokken) wil kosten wat kost gezichtsverlies vermijden. Zo hebben de Chinezen momenteel een hekel aan Fransen omdat er iets mis ging bij de vlamceremonie in Parijs. In de metro worden alle mogelijke sporten via videoschermen uitgelegd.
De indruk die China wil afgeven is van een modern, welvarend en weldenkend land. Het gaat natuurlijk enkel om de indruk. De Chinezen zijn niet weldenkend, het is een staatseconomie en andersdenkenden worden op afstand gehouden. Zo kan ik bijvoorbeeld niet op mijn eigen weblog komen. Gelukkig was er iemand die daar wel een trucje op wist. Via een remote log in op zijn computer breng ik nu toch nieuws uit verre landen. Het werkt niet geweldig, maar ik kan de Chineze firewall omzeilen. Het heeft echter wel even geduurd en wellicht heb ik volgende keer minder geluk. Mijn berichten zullen dus onregelmatiger worden...

maandag 19 mei 2008

Artistiek New York

Dit zijn alweer mijn laatste dagen in New York. Al met al vind ik het moeilijk te geloven dat ik hier spoedig zal vertrekken. Maar aan de andere kant heb ik zo ongeveer alles hier ook wel gezien. De laatste losse eindjes worden opgeruimd en morgen zal ik in het vliegtuig naar Beijing stappen.
Veel nieuws valt er niet over te melden, vrees ik. Mijn ervaringen bij de New York Mets, het huis van Louis Armstrong en op de eerste pretparken ter wereld (Coney Island, aan de Atlantische Oceaan) bevestigden dat New York al tijden een wereldcentrum is: hier is de plaats waar dingen hip gemaakt worden.
Ook heb ik nog meer musea afgewerkt: de laatste restjes van het Metropolitan Museum, het Guggenheimmuseum en het Whitneymuseum. Waar moderne kunst het thema is, zie je allerhande creatieve installaties, die op een abstracte en innovatieve manier toch een eenheid vormen. Het zet me aan het denken waarom ikzelf niet meer artistieke projecten heb ondernomen. Esthetisch effect is namelijk niet heel moeilijk te bereiken en als ik er even aan zou zitten, zou ik zeker wel ideeen hebben.
De echte harde kunst is misschien wat te ver voor mij gegrepen. Ik zag gisteren ook ergens een aantal documentaires. Eentje ging over Oost-Duitsland, maar hetgene wat mij het meest aangreep was hoe de documentairemaakster werkte met de beelden en de ruimte. In de filmische projecten die ik heb ondernomen, filmde ik iedereen van dichtbij en probeerde ik zoveel mogelijk actie vast te leggen, een praktijk die regelrecht afkomstig is uit het reality tv genre waar ik mij aan spiegelde. Maar in deze documentaire werden beelden van verderaf geschoten en ging het vaak meer om een sfeerimpressie. De beelden kregen daarom een soort innerlijke rust en gingen vaak meer op fotografie lijken. Het lijkt mij mooi om eens een keer te proberen een documentaire op die manier te maken. Ik zou alleen nog geen idee hebben waar die documentaire over zou moeten gaan.
Morgen ga ik door naar Beijing. China is ongetwijfeld een mooi land, maar drie weken op 1 plek is misschien wel lang. Ik denk dat ik me snel ongeduldig zal voelen en graag mijn tijd iets nuttiger wil besteden. Gelukkig weet ik dat ik na China doorvlieg naar Nederland, het mooiste land ter wereld.

donderdag 15 mei 2008

Classy New York

Eindelijk heb ik een wat andere kant van New York mogen ervaren. Ik ben uitgeweest in the Meatpacking District, heb de kunstgallerijen van Chelsea bekeken en ben naar een Broadway-musical geweest. Met zoveel show om me heen was het waarschijnlijk beter het verhaal te vertellen met foto's, maar ik heb momenteel wat moeite met mijn camera.
Een algemene lijn is moeilijk te ontwaren, behalve misschien dat New York een bastion van creativiteit is. Alle armere wijken stromen steevast vol met kunstenaars die de buurt een hip elan geven, waarna het te duur wordt voor de kunstenaars en die weer vertrekken. Kunstenaars zijn doorgaans namelijk armoezaaiers. De enige wijken die deze cyclus lijken te ontsnappen zijn Greenwich Village (universiteit en doorlopend bastion voor kunstenaars en links-extremisten), Midtown en Lower Manhattan (beiden voorbestemd voor bankiers en rijkelui).
In de Lower East Side woonden veel (voornamelijk joodse) mensen opgekropt op elkaar en probeerden ze zich door moeilijke tijden heen te slepen. De 'rags-to-riches' stories worden hier gekoesterd. Zo waren veel Broadway-performers joods, een feit dat in de musical Spamalot (van de jongens van Monty Python) op de hak werd genomen. Ridder Galahad zingt erover in het lied 'You can't succeed in Broadway, if you don't have any jews.' De musical Spamalot blonk overigens uit in wat Monty Python het beste kan: absurde humor, onsamenhangendheid en respect voor niks. Het was een geweldige show.
Met hetzelfde respect kan ik zeggen dat de dj in de club van zaterdag briljant was, het off-broadway toneelstuk Perfect Crime erg vermakelijk was en dat ik een aantal geweldige adresjes heb gevonden om te dineren: het eten is hier voortreffelijk. In New York weten mensen wel hoe ze een show moeten neerzetten: ze moeten wel, want anders worden ze genadeloos weggeconcurreerd.

vrijdag 9 mei 2008

Popcultuur, New York

Ik ben een goede twee dagen bezig geweest om de omvangrijke collectie van het Metropolitan Museum of Arts te bekijken en het is nog steeds niet gelukt. Ik ga nog een keer terug, maar dat wordt pas volgende week. Wel werd ik enigszins gefrustreerd door het commentaar van mijn audio guide. Iedere keer als ik voor een schilderij stond, wist de audio guide nauwelijks meer te vertellen dan wat er afgebeeld was op het doek, welk gevoel ik er geacht word bij te krijgen en waarom de schilder zo briljant was. Meestal kon ik zelf nog wel zien wat er te zien was, ik bepaal zelf wel welk ik gevoel ik krijg en ik geloof niet zo briljante schilders. Ik zou het fijner hebben gevonden als de dingen wat meer in perspectief werden geplaatst: welke rol dit doek of deze schilder had in de enorme opeenhoping van schilderijen en beelden die wij kunst noemen. Het gaat dus over kwesties van stijl. Stijl is echter een abstract begrip en daar houden ze hier niet zo van. Nu ben ik zeer zeker geen fan van abstracte begrippen, maar zonder abstractie is er alleen ongeordende materie. Dit is ook exact het gevoel wat je een beetje krijgt na al deze matige beschrijvingen: het museum is alleen maar een verzameling objecten.
Gelukkig heb ik mezelf nog prima kunnen vermaken in het museum door zelf een indeling in mijn hoofd te maken. Er waren alleen veel discrepanties: sommige Italiaanse schilders vertoonden kenmerken die ik eerder bij Nederlanders had verwacht en andersom. Ik had eigenlijk wel willen weten hoe dat ongeveer zat.
In haar afkeer van abstracte verhalen staat het Metropolitan Museum niet alleen. Gisteren nam ik een rondtocht in een zeer toeristische bus. Toen we langs het Flatirongebouw reden, een zeer imposant gebouw waar ongetwijfeld veel over te vertellen was, had de gids het alleen over de rol die het gebouw in de film 'Spiderman' had. Zo hebben ze het graag: toegankelijk, met elementen die iedereen in het publiek begrijpt en ontdaan van elke vorm van historisch, kunstzinnig of natuurlijk perspectief. Zo werd het Empire State Building gereduceerd tot King Kong, Madison Square Garden tot de Indiana Jonesposter die er toevallig hing en alle andere gebouwen tot de winkels die er in huisden. De Amerikaanse pragmatistische geest komt misschien weer een beetje bovendrijven: alleen het direct zichtbare interessant vinden en de rest overboord gooien. Over het algemeen is dit nog niet zo'n slechte aanpak en het zorgt ervoor dat je wegblijft van al te veel zweverigheid. Maar af en toe zou ik een beetje meer abstractie wel kunnen waarderen.

maandag 5 mei 2008

Contemplatieve rust of de drukte van de stad?

De afgelopen drie dagen heb ik vooral veel rust genomen en wat boeken gelezen. Natuurlijk ben ik 's avonds steeds wel op pad gegaan. Zo ben ik in een jazzclub in Harlem geweest, een comedyclub en is het me zaterdagavond helaas niet gelukt de club die ik zocht te vinden. In plaats daarvan was ik er content mee in een andere bar wat mensen te ontmoeten en daar wat mee te drinken.
Ook al ben ik in een grote wereldstad, toch was ik er tevreden mee dat de dagen redelijk simpel aan het worden waren. Ik deed het rustig aan, ik had toch alle tijd van de wereld. Het gevoel van urgentie, dat ik nu iets moest doen, was ik verloren: de dagen werden rustiger en wat contemplatiever. Toch vertaalde deze rustige levensstijl zich niet in meer creatieve gedachten of duidelijke plannen.
Vanmiddag realiseerde ik me daarom iets. Zowel in Groningen, als gedurende mijn reis, waren de meest productieve creatieve momenten de tijden dat ik met allerlei dingen tegelijk bezig was en eigenlijk geen tijd om diep na te denken had. Het nadenken is voor mij blijkbaar een soort achtergrondproces dat erbij gebaat is bij zoveel mogelijk verschillende ervaringen in een zo kort mogelijke tijd te beleven. Zodra ik ophoud dingen te doen, vallen mijn gedachten in slaap.
De paradoxale conclusie is dus dat rust niet goed is voor mijn creatieve geest: zoveel mogelijk nieuwe input en drukte is dat wel. De hele tijd niet al te veel doen, verdreef de tijd dus wel, maar zou op lange termijn mijn gedachten doen inslapen. Ik besloot de bibliotheek waar ik in zat te verlaten, snel een route uit te plannen en de stad weer in te trekken. Er is hier nog zoveel te ontdekken.

vrijdag 2 mei 2008

Culturele ervaringen uit (maar niet over) New York

Al enkele dagen ben ik in New York. In deze wereldstad zal ik maar liefst 3 weken verblijven en dat is al met al best een lange tijd. Ik heb me daarom voorgenomen om de tijd te nemen en niet te snel alles af te werken, iets wat tegennatuurlijk voor mij is, omdat ik meestal brandend van ongeduld elke minuut van mijn leven nuttig wil inkleden.
Eén van mijn hulpbronnen bij het invullen van mijn tijd was het Tribeca Film Festival, dat hier aan de gang was. Zo heb ik gisteren twee razendinteressante documentaires gezien. Eentje ging over massamedia in Iran. Ik heb me kapot gelachen om een man die in een tent woonde midden in de woestijn, maar wel een stroomaggragaat en een illegale schotel had. Of de basisschoolonderwijzer die tijdens de les gewoon zijn telefoon opneemt en bespreekt waar hij een schotel kan komen installeren. De ene keer dat de politie ergens binnenviel en de schotels vernietigden, zei een andere installeur door de telefoon: 'Oh, maar dat maakt niet uit, jouw systeem was toch verouderd. Ik kom morgen wel een nieuwe installeren.'
Een andere documentaire ging over de pogingen van een Australische gothic (en dit keer echt) om te trouwen met een traditioneel Pakistaans meisje waar hij smoorverliefd op was geworden. Vandaag waren de films wat teleurstellender: een Poolse film over een Russische massaslachting tijdens de Tweede Wereldoorlog (zwakke structuur, moeilijk te volgen) en een Koreaanse film zonder interessant of noemenswaardig plot. Neem daarbij dat ik woensdag in Central Park een roman heb gelezen die zich vooral in de Nederlandse polder afspeelde en de misschien wat zielige conclusie is dat al mijn culturele observaties vooral gaan over landen waar ik op het moment ver van verwijderd ben. Op een bepaalde manier past dat misschien juist wel bij New York, de immigrantenstad bij uitstek.
Toch nog één ervaring over New York. Steevast heb ik nageborreld en daarbij ook veel New Yorkers ontmoet. Gisteravond ben ik uiteindelijk terecht gekomen in Stonewall, de bar waar eind jaren 60 de rellen uitbraken die aan het begin stonden van de homo-emancipatiebeweging. Stonewall is nog steeds als homobar in gebruik, maar zelfs de redecorating en de uitbreiding met een tweede verdieping kunnen niet verhullen dat het toch eigenlijk een vrij klein café is. Aan de muur vertelden plakaten toch van de rellen. Het verhaal bevestigt toch wel wat vooroordelen: de rellen begonnen met een herdenking van de dood van Judy Garland en de dagenlange protesten werden soms spontaan onderbroken voor 'victory celebrations'. De homoseksuele beelden spatten er vanaf. Maar in de jaren 60 werd dat natuurlijk nog nauwelijks als zodanig herkend.

maandag 28 april 2008

Armoede in Peru

Reizend door Peru ontkom je niet aan de observatie dat dit een erg arm land is. Vaak genoeg zie je sloppenwijken als je uit het raam kijkt, bedelaars zijn overal en altijd proberen mensen je kleine dingetjes te verkopen in een poging net genoeg soles binnen te krijgen om het hoofd boven water te houden. De lage levensstandaard maakt Peru daarbij ook nog behoorlijk onveilig is.
Het is niet moeilijk te zien waarom dit land zo´n ontzettende moeite heeft zich economisch te ontwikkelen. Het onherbergzame landschap staat een goede infrastructuur in de weg, waardoor het vrijwel onmogelijk wordt industriële productie goedkoop het land uit te krijgen. Daarnaast is het opleidingsnivo niet erg indrukwekkend. Hoogopgeleiden zijn vrijwel altijd dokters of juristen. Wie een economische studie doet, doet dat enkel uit politieke ambities. Het idee dat hoogopgeleide mensen belangrijk zijn voor de economische ontwikkeling van een land, heeft hier nog niet zo veel aanhang. Toen ik nog bij locals verbleef, kreeg ik vaak de vraag: ´wat produceert Nederland eigenlijk?´ Het is bijzonder moeilijk om dan uit te leggen dat Nederland eigenlijk nauwelijks producten esporteert, maar vooral kennis.
Maar al deze moeilijke omstandigheden ten spijt, een deel van de magere ontwikkeling ligt toch ook wel een beetje in de Peruaanse mentaliteit. Alles gaat in het eigen langzame tempo. Zo kan het voorkomen dat je in een supermarkt bij de kassa moet wachten, omdat de verkoopster net gebeld wordt. En in restaurants moet je steevast eeuwen wachten. Arbeidskracht mag dan ontzettend goedkoop zijn, maar deze goedkope arbeidskracht wordt nauwelijks ingezet om de kwalitei4t van de aangeboden producten te vergroten.
Ik vroeg aan mijn gids in de bergen waarvoor de mensen in Peru eigenlijk leefden: voor hun eigen plezier, voor hun familie, voor hun tradities, voor hun religie. De gids vertelde mij dat iedereen hier enkel leefde om te kunnen overleven (en misschien nog een beetje religie). Werken, familie, alles is noodzakelijk om te kunnen blijven leven. Het antwoord was verhelderend, omdat het tegelijk de problemen aangaf: als mensen hier enkel werken om te overleven, zullen ze ook niet zo snel meer dan dat doen. Alles wat ze meer kunnen binnenkrijgen door iets extra´s te doen, wordt nagelaten. En zo blijft Peru arm, omdat de extra opbrengsten niet in verdere ontwikkeling geïnvesteerd worden.
Over een paar uur verlaat ook ik de armoede en ga ik door naar New York.

donderdag 24 april 2008

De Inca-jungle in

Na mijn aankomst in Cuzco merkte ik dat ik een beetje uit het reisritme was gevallen, dus besloot ik maar eens iets heel anders te doen om er weer in terug te komen. Ik heb me opgegeven voor een vierdaagse trek door de jungle met als eindpunt Machu Picchu, de oude Incastad in de bergen en onlangs verkozen tot één van de nieuwe zeven wereldwonderen. Ik heb helemaal niet zo veel met natuur en normaal gesproken zou ik mezelf zeker niet zomaar vier dagen zwetend gaan wandelen door een natuurgebied gaan wandelen. Daarvoor hecht ik te veel om mijn persoonlijke hygiëne. Maar ik had ook weinig zin om nog een paar dagen alle opdringerige verkopers in Cuzco van me af te slaan. De sleur moest doorbroken worden.
De eerste dag begon direct goed met 72 kilometer afdaling op de fiets. Helaas zorgden de regenachtige weersomstandigheden ervoor dat iedereen volledig onder de modder aankwam. Tot op de dag vandaag ruiken een aantal kledingstukken van mij nog naar modder, iets wat vergeten herinneringen aan kleine agrarische baantjes uit het begin van mijn tienerjaren oproept. Ondanks dat loop ik liever in schone kleding.
Dag twee en drie bestonden beiden uit lange stukken door de bergen en jungle heen trekken. Dat was een zware aanslag op mijn voeten, maar op de een of de andere manier heb ik me er doorheen weten te slaan. In die twee dagen heb ik oude Incapaden afgelegd, langs en over rivieren getrokken, vers fruit uit de jungle gegeten en heel veel surrealistisch hoge bergen gezien. De foto's staan inmiddels online, volg de link rechts. Ondertussen hebben we het ook gezellig gehad met onze groep. Zo zijn we op dinsdagavond (dag 2) naar een lokale bar gegaan met een beschamend slechte dj. Toch hebben we (en met we bedoel ik vooral ik) flink gedanst. Ik heb nog proberen uit te leggen aan iemand van mijn groep dat je je enthousiasme waarmee je danst bewust moet doseren om invloed te houden op 1) de dj 2) de mensen om je heen en 3) jezelf.
Dag 4 begon verschrikkelijk vroeg met de klim naar Machu Picchu. De klim was een uur lang alleen maar omhoog en na afloop was ik doodop. Na de rondleiding in Machu Picchu had ik echter genoeg puf om de nabijgelegen berg ook te beklimmen om zo een beter uitzicht te krijgen. Al met al was Machu Picchu best mooi en het is goed daar een keer te zijn geweest. Wat echter indrukwekkender was, is het besef van hoe vreemd de Incawereld wel niet was. Waar voor alle andere beschavingen berglandschap een barriere was, waren de bergen voor de Inca´s een natuurlijke habitat. Omdat hun rijk zo dichtbij de evenaar lag, waren alleen wat hoger gelegen gebieden geschikt voor landbouw. De kuststreek in het westen bestaat voornamelijk uit woestijn en de jungle in het oosten is zo ongecontroleerd dat zelfs de Inca's het niet onder controle konden brengen. Terwijl de rijke valleien rond Cuzco de graanschuur van het Incarijk vormden, werden de meeste steden wat hoger in de bergen gebouwd om zich te wapenen tegen ziekte, overstromingen en vijandige invallen. In de hoge bergen werden paden aangelegd om snelle communicatie en transport te garanderen in deze samenleving zonder schrift of paarden. (Toen de dragers een paar jaar terug een hardloopwedstrijd over de klassieke 'Inca trial' deden, deed de winnaar 3 uur 15 over het parcours waar toeristen doorgaans vier dagen over doen.)
Voor de Inca´s en de vele beschavingen voor hen (het Incarijk was slechts zo´n 100 jaar oud toen de Spanjaarden het aantroffen) bestond de wereld uit valleien die van alle kanten werden afgeschermd door bergen en de lucht werd met wolken afgedicht. Zij waren als het ware opgesloten in hun valleien. Vanuit een breder perspectief was de oceaan een natuurlijke barriere in het westen en de jungle in het oosten. Cuzco was zo het centrum van de wereld, het Incarijk was alles dat er was. De autoritair georganiseerde samenleving verschilt daarmee zo ontzettend van onze dat een nuttige vergelijking met onze maatschappij niet eens mogelijk is. Het doet me meer denken aan de oude beschavingen van Mesopotamië, zoals de Babyloniërs en de Asssyriërs.
Al die trots is vervlogen en de oorzaak ligt in Spanje. Pizarro en zijn conquistadors hebben vreselijk huisgehouden. Van het oude Cuzco is zo goed als niets meer over. De enige reden dat zoveel van Machu Picchu bewaard is gebleven is dat de Spanjaarden het niet konden vinden. (Als een stad vol adel en elite-eenheden was het ook helemaal niet de bedoeling dat gewone mensen of vijanden van het Incarijk van het bestaan van de stad afwisten.) Ook al zijn de Peruanen trots op het Incaverleden, toch wordt Pizarro hier geëerd. Je vraagt je toch af of het niet beter was geweest als de Inca´s de eerste honderden jaren te overleven en dan op in de negentiende eeuw op de manier van India, China of Japan te moderniseren. (Al was dat tamelijk lastig geweest, aangezien het Incarijk toch echt niet het organisatorische nivo van deze landen had.) We zullen het nooit weten. Nadat de Spanjaarden definitief gewonnen hadden, trok Manco Inca, de laatste heerser, met zijn meest trouwe mannen de jungle in. Volgens sommige mensen trokken zij naar een nog geheimere Incastad. Misschien leven zijn nazaten er nog steeds wel. Het is echter waarschijnlijker dat Manco Inca en zijn mannen in de weerbarstige jungle een zachte dood hebben gestorven, verloren in een wereld die niet meer van hen was.

zaterdag 19 april 2008

Het ritme van Lima

Er is een week in Lima voorbijgegaan en eigenlijk heb ik niet zo heel veel te melden. Ik ben her en der wat wezen eten, ik heb wat kennissen en familie van Mariela ontmoet en ik wat kleine observaties over Peru kunnen maken. Maandag ben ik in het centrum van Lima geweest, dinsdag stond de hele dag in het teken van de lunch, woensdag was de meest gemêleerde dag, donderdag heb ik een busticket naar Cusco gekocht en vrijdag heb ik de familie gedag gezegd, zodat ik zaterdag (vandaag) in Cusco kon aankomen. Wereldschokkende gebeurtenissen zijn uitgebleven.
Ik zal daarom een sfeerimpressie geven door iets meer over één dag te vertellen, de woensdag. Na uitgebreid uitslapen, een klein ontbijt en het uitlaten van de hond, was het tijd om richting onze lunchafspraak te gaan. We moesten eerst wachten tot de vrouw des huizes terug was en daarna nog op allerhande andere dingen, zodat het uiteindelijk 13u30 was voordat we vertrokken. Aangekomen bij onze lunchafspraak (een zus van de vrouw des huizes) hebben we eerst wat rondgehangen en gepraat totdat het tijd was dat de lunch geserveerd kon worden (om 15u00).
Het eten duurde ruim een uur en dat gaf ons gelegenheid om daarna langs te gaan bij een andere tante van Mariela (merk op dat alle verplaatsingen per taxi gaan). Ergens in een buitenwijk bewonderen wij hun halfafgeronde huis met zwembad en al. Daarna gaan we naar de bank om iets te regelen. De bank bleek al gesloten te zijn. Het wordt al donker en dus gaan we naar huis en worden overige plannen om een busticket te kopen, Pisco Sour te proberen en bij de grootmoeder van Maribel langs te gaan op de lange baan geschoven. Terug in het huis eten we snel iets wat voor avondeten mag doorgaan en gaan we maar vroeg naar bed, morgen is er immers weer een uitputtende dag.
Al met al heb ik mij prima vermaakt bij de familie van Mariela thuis. Het is fijn om even ergens te zijn waar je niet constant om jezelf hoeft te denken. Maar het lage tempo van het leven begon toch mijn ongeduld te voeden. Het is daarom een goede zaak dat ik de tweede week iets meer mijn eigen plan ga trekken.

maandag 14 april 2008

De Peruaanse moraal

Sinds zaterdagochtend bevind ik me in Peru, het land van hoge Andesbergen, oude Incaruïnes en natuurlijk Maribel, die zich op het moment trouwens voor zover ik weet niet in Peru bevindt. Ik heb de eerste dagen verbleven in Lima bij Mariela, een local die ik via Maribel ken. Het is een unieke manier om de lokale cultuur van dichtbij mee te maken. Zo ben ik uit eten geweest, uitgeweest en gisteren een grote barbecue gehad met de extended family van Mariela.
De Peruanen zijn bijzonder trots op hun keuken en met recht, want het eten is echt totaal anders dan je gewend bent. Ook al hebben de meeste gerechten oninspirerende namen (de nepreisgids van San Sombrero grapte: ´Local specialities include arroz con pollo (rice with chicken), pollo con arroz (chicken with rice) and pollo con pollo (chicken, stuffed with chicken)´) , de manier van kruiden geeft aan alles een totaal nieuwe smaak.
Gemeenschappelijke trots is hier heel belangrijk. Dat geldt voor de nationale trots (net als in Argentinië is zo´n beetje elke straat en plein naar een onafhankelijksheld vernoemd), familietrots en ik heb zelfs mogen meemaken dat de Peruanen in een verhitte discussie raakten welke wijk van Lima beter is. Zoals de zondagse maaltijd bij de familie al aangaf, is het gezin hier erg belangrijk. Mariela vertelde mij dat er voor het huwelijk een heel datingproces van jaren aan vooraf gaat, waarin een jongen en een meisje elkaar langzaam de liefde verklaren. Dingen als voorhuwelijkse seks, buitenshuis wonen voordat je getrouwd bent of uitgaan met iemand anders dan je vriendje zijn volledig uit den boze (om maar te zwijgen van homoseksualiteit).
Een halve eeuw geleden was de moraal in Nederland natuurlijk niet wezenlijk anders. Dat riep bij mij de vraag op of een soortgelijke verandering ook hier mogelijk is. Ik heb er lang over nagedacht, maar een aantal omstandigheden maken deze verandering erg moeilijk. Zo is het gezin naast een sociale noodzaak hier ook een economische noodzaak (in Nederland is dat door sociale zekerheid veel minder het geval). Daarnaast is Nederland een toch behoorlijk verstedelijkt land, wat ontsnappen aan de constante blik van familie (en de herinnering van ex-en) een stuk makkelijker maakt. Peru is veel minder verstedelijkt.
Het zou dus eerst heel wat economische ontwikkeling vereisen en dan pas kunnen aanklachten tegen de ellende van het huwelijk of over pijnlijke sluimerende onderhuidse familieconflicten (die hier ongetwijfeld ook bestaan) de bestaande structuur veranderen. Tot die tijd gaat het meer via Amerikaans model: veranderingen (zoals acceptatie van homoseksualiteit) worden slechts langzaam doorgevoerd vanuit steden, het buitenland en de jongere generatie.
Een zij-verhaal hierbij: gisteren had ik het met Mariela ook even over de verschillen tussen het Spaans en het Nederlands. Terwijl het liefdesspel in het Spaans via zwoele en zoete woorden (suave y dulce) gaat, ligt in het Nederlands de nadruk op scherpe woorden die dwars door het verwachtingspatroon heen snijden en de grenzen van de gedachtewereld verleggen. Het is misschien niet een volledig accuraat beeld, maar het is wel hoe ik Nederland graag zie: een open samenleving waar het altijd mogelijk grenzen te verleggen. Het is dit Nederland dat ik met me door de wereld heen met me mee draag.

vrijdag 11 april 2008

De laatste stukjes Argentinië

De laatste dagen in Agentinië heb ik besteed aan het wegwerken van de losse eindjes. Ik was twee dagen in Mendoza en heb daar maar meegedaan aan twee activiteiten die vanuit het hostel werden georganiseerd. Allereerst de wijntour. Bij vier verschillende wijnbrouwers kregen we vier keer opnieuw uitgelegd hoe wijn werd gemaakt. Daarnaast gingen we langs een stoker, die dankzij de toeristen van zijn hobby kan rondkomen en langs een olijfolieperserij. Eigenlijk was de tour maar matig interessant, maar de sfeer was goed. Niemand was ook maar enigszins een wijnspecialist en iedereen was mee om een middagje cultureel verantwoord te kunnen doen. (Behalve de Israëliër naast mij die steevast vertelde dat hij eigenlijk liever wilde lunchen (na de lunch veranderde dat in slapen)). Voor het groepje Amerikanen dat mee was, bestond trouwens de hele vakantie uit dit soort trips. Later ben ik nog uit eten geweest met een Deens koppel dat ik daar had ontmoet, datonder andere Idols en Expeditie Robinson had geregisseerd.
De volgende dag ben ik wezen paraglyden. Ik dacht dat ik toch iets avontuurlijks moest doen. Vastgekoppeld aan iemand anders spring je van een berg af. De parachute (al uitgeklapt) trek je achter je aan. Het was op zich heel even leuk en daarna werd ik misselijk en wilde ik eigenlijk zo snel mogelijk naar beneden. Ik denk dat het niet veel had gescheeld of ik was flauwgevallen en ik had op de grond flink wat tijd nodig om te herstellen. Gelukkig moesten wij (ik en twee Duitse toeristen) wachten tot de Zweden ook beneden waren (zij gingen met de tweede ronde) en vanuit onze luie stoel hadden we het wat over literatuur, filosofie en hoe makkelijk het leven wel niet gemaakt wordt tegenwoordig (en dat daarmee ook iets verloren is gegaan).
Sinds gisteren ben ik terug in Buenos Aires. Na wat kleine dingetjes ben ik gisteravond naar een tangoshow gegaan. Het is best duur (250 pesos = 50 euro), maar daarvoor krijg je dan ook eten en een volledige show van anderhalf uur met live tangomuziek en -dans. Omdat alleen maar tango gaat vervelen, gooiden ze er ook wat Andesmuziek in en een Spaanse tapdanser. Zeer vermakelijk. Vandaag ben ik naar Tigre gegaan. Dit ligt 40 km ten noorden van Buenos Aires en in deze rivierdelta staan veel buitenhuisjes waar je alleen met de boot kan komen. Er komen ook veel toeristen om naar deze huisjes te kijken.
Zo, dit was dus Argentinië. Een gezellig, redelijk veilig, behoorlijk westers en vooral spotgoedkoop land. Het is wat vreemd om weg te gaan, ook al heb ik alles gezien (behalve het uitgestrekte Patagonië). Het wordt echter tijd voor iets nieuws. Morgenochtend vroeg vlieg ik naar Peru en ik heb er zin in. Ik verblijf daar bij mensen die ik via via ken, toch heel anders dan van hostel naar hostel trekken.

zondag 6 april 2008

De Argentijnse omgang met technologie

In Argentinië word je voortdurend afgezet. Nu is het nog steeds spotgoedkoop, dus ik vind het niet erg dat ik vaak te veel betaal en ik bespaar me daarom de moeite van het afdingen. Maar ook de Argentijnen worden voortdurend genaaid waar ze bij staan en ze hebben het niet door.
Zo is het telefoonnetwerk hier één grote chaos. De meeste telefoontjes gaan via locutorios (een soort winkels op elke straathoek) die een stuk goedkoper zijn dan mobiel bellen, maar het totaal onduidelijk is wat het kost of hoe goed de verbinding is. De hele jeugd heeft zo ongeveer een mobiele telefoon, maar vrijwel niemand heeft beltegoed: in de meeste gevallen moet je gewoon betalen als je opgebeld wordt of zelfs als je een sms-jes ontvangt en het is gewoon veiliger geen beltegoed te hebben. Je betaalt dan ook niet voor dingen die je eigenlijk niet wil. Gevolg is dat er hier nog een pre-mobiele-telefoontijdperkchaos heerst. Gisteravond ging ik op stap met Gabriel (een Argentijnse jongen die ik in de bus had ontmoet) en David (vriend van hem). Direct na het eten raakten wij Gabriel kwijt en we waren 2 uur bezig om weer bij elkaar te komen (toegegeven ook deels omdat David Gabriels nummer eerst niet had en vanwege het feit dat Gabriel een beetje een warhoofd is). Een half uur later waren we Gabriel weer kwijt, maar we hadden toen geen zin meer hem nog een keer te zoeken.
Ander voorbeeld: ik probeerde gisteren geld op te nemen, maar dat lukte niet wegens ´overschrijding van de daglimiet´. Ik probeerde het vandaag weer bij een stuk of 5 automaten en allemaal zeiden ze hetzelfde. Via de locutorios probeerde ik met pas gekochte telefoonkaarten naar mijn bank te bellen (en iedere keer kon ik korter bellen dan de telefoonkaarten van te voren hadden toegezegd). De bank kon alleen maar bevestigen dat mijn kaart niet geblokkeerd was, er ogenschijnlijk niks aan de hand was en adviseerde mij met het klein beetje geld dat ik nog had nog een nacht in Córdoba door te bregen. Op maandag zou ik dan tot meer dingen in staat moeten zijn. Ik struimde daarom de hostels af op zoek naar de goedkoopste nachtrust tot ik uiteindelijk een Vlaming tegenkwam die precies hetzelfde probleem had gehad. En hij vertelde mij dat de banken in Córdoba het op een akkoordje hadden gegooid en niet toestonden dat je meer dan 320 pesos (oftewel 64 euro) tegelijk kon opnemen, zodat zij steeds een dikke commissie opstrijkten. In Argentinië is er natuurlijk geen mededingsautoriteit die even vertelt dat dat geintje mooi niet door gaat. Gelukkig was er echt niks met mijn passen aan de hand en kan ik vanavond gewoon in de bus naar Mendoza stappen.
Argentijnen weten niet beter en moeten hun eigen manieren vinden om er mee om te gaan. ´s Avonds staan er bij de geldautomaten lange rijen. David heeft een soort walkietalkie-functie op zijn telefoon dat hem in staat stelt gratis met zijn vriendin te bellen via een radiofrequentie. Hij moet constant heen en weer wisselen tussen de functies ´praten´ en ´luisteren´. De oplossingen van de Argentijnen blinken uit in onpraktischheid. Handige technische toepassingen zijn blijkbaar alleen mogelijk als opgetreden wordt tegen bedrijven die wat al te schaamteloos hun klanten bedonderen.

vrijdag 4 april 2008

Salinas Grandes

De afgelopen dagen heb ik door noord-west Argentinië gereisd, in de volksmond bekend als NOA (Nord-Oeste Argentinia). Ik was twee nachten in Salta, heb daar al met al niet zo heel veel bijzonders gezien, maar me wel aardig vermaakt. Daarna ging ik door naar het noorden en kwam ik terecht in Tilcara. Er was daar tamelijk oninteressant precolumbiaans fort en ik heb een lange wandeling omhoog gemaakt. Mijn kamergenoot, een bejaarde man uit Buenos Aires, adviseerde mij de volgende dag naar Purmamarca te gaan en een rit naar de zoutvlaktes te regelen. Ik besloot dat maar te gaan doen, ook omdat er een interessante berg scheen te zijn in Purmamarca.
In Purmamarca kwam ik er echter achter dat een rit naar de zoutvlaktes drie en een half uur zou duren, wat mijn planning enigszins in de war gooide. Ook moest ik wachten tot er andere mensen zouden zijn die ook wilden gaan. Ik vroeg me af of ik het wel moest doen, per slot van rekening stonden de zoutvlaktes niet eens in mijn gids. Ik bedacht uiteindelijk dat ik er toch waarschijnlijk maar één keer was en de andere plekken in de auto af te kopen. Het geintje kostte mij 120 pesos (24 euro). De auto nam mij op een rit van zo´n 50 kilometer bijna alleen maar omhoog (met als hoogste punt zo´n 4200 meter).
Als je aan komt rijden, zie je een grote witte vlek, die er eerst uitziet als water, vervolgens als sneeuw en als je er bovenop staat als ijs. Maar het is zout. Zo ver als je kunt kijken is er alleen maar zout. Zout, zout, zout en nog eens zout. Niet van dat laffe keukenzout, maar ruw brokkelig zout. Enkel de bergen in de verte herinneren je eraan dat je toch echt op zo´n 4000 meter hoogte bent. Dieren en planten zijn er niet, ze kunnen niet overleven op zout en zonnestralen. De enorme hoeveelheid zout herinnert de bezoeker eraan dat hier ooit, voordat de Andes ontstond zee was.
Het enige dat het zout onderbreekt, is de autoweg (die er nog maar drie jaar ligt), de kleinschalige zoutwinning en een enkele toerist (de toeristenindustrie komt hier echt maar moeilijk op gang, want de ervaring is nauwelijks op foto of film te vatten). Een Franse toeriste vertelde mij dat het veld zo´n 35 kilometer breed was en zo´n 50 centimeter dik. De Salinas Grandes waren misschien wel de meest surrealistische ervaring die ik ooit heb meegemaakt.
Ik was er op een wat bewolkte dag. Het schijnt nog surrealistischer te zijn als het snikheet is. Maar aan de andere kant, dan had ik nooit over het zout gelopen en mij afgevraagd wat dat vreemde geluid is. Het klonk een beetje als krakend ijs. Na even logisch nadenken kwam ik erachter: het was de lichte motregen die op de zoutkristallen landde.

dinsdag 1 april 2008

De romantiek van het reizen

In Texas was ik gefascineerd door het idee dat midden in de negentiende eeuw Europese kolonisten alles achterlieten om in een onontgonnen gebied een nieuw leven te beginnen. Hun hele familie en vrienden zouden ze nooit meer zien en dat wisten ze. Het is slechts door hun ambitie dat ze de sprong durfden te wagen. Hier in Zuid-Amerika was het natuurlijk niet anders. De Spanjaarden (en ander volk) die sinds de zestiende eeuw de oceaan overstaken, begonnen ook aan iets totaal nieuws. En ook al hadden veel provinciebestuurders een vaag idee dat ze ooit zouden terugkeren, ze moeten geweten hebbben dat hun beslissing om te vertrekken hun leven zou vormen. De beslissingen zijn nu veel minder radicaal. Zelfs de enkeling die nog emigreert, krijgt volop gelegenheid om terug te keren of contact met het thuisfront te onderhouden.
Hoeveel van de wereld is nog onontdekt? Bar weinig. De grootse watervallen van Iguazú zijn gemakkelijk te bereiken en via bruggetjes kun je heel dichtbij komen. In Salta kun je met een kabelbaantje de grote berg op. Ook aan de andere kant van de berg staan gewoon huizen. Alles van waarde wordt razendsnel gekoloniseerd. Ergens voel ik nostalgie voor de dagen in het midden van de negentiende eeuw dat ontdekkingsreiziger H.M. Stanley het hart van Afrika introk op zoek naar het verhaal van een verdwenen missionaris. Als hij na een lange reis vol ontberingen en met weinig succes plotseling midden in de jungle een blanke tegenkomt kan hij enkel zeggen: ´Dr. Livingstone, I presume.´ Stanley had natuurlijk gelijk: het was immers ondenkbaar dat er midden in Afrika nog een blanke zou zijn. Bij het zien van een blanke wist hij dat het wel Livingstone moest zijn. Ver ver weg van huis ontmoet hij midden in de jungle een stukje thuis waar hij het het minst van alles zou verwachten.
Die dagen zijn voorbij. De moderne reiziger ontmoet overal bekende elementen en de kans op een onverwacht juweeltje is bijzonder klein, want alles is in kaart gebracht. Zelfs het contact met het thuisfront is makkelijk: alles is dichtbij.
Onontdekte gebieden bestaan daarom alleen nog in fictie. Begin twintigste werd Macchu Picchu ontdekt, de verborgen Inca-stad. Het inspireerde Hergé tot de mogelijkheid van een nog steeds bestaand ondergronds Incarijk, waar zijn creatie Kuifje natuurlijk mee in aanraking kwam. In een verhaal van Annie M.G. Schmidt ontmoet Pluk van de Pletteflet midden in het bos een kluizenaar, waarvan niemand wist dat hij bestond. Een echte kluizenaar kan zijn bestaan vrijwel onmogelijk geheim houden. Ik denk dat zelfs in de afgelegen Amazone het niet meer mogelijk is om onzichtbaar te leven. Mensen gaan er zo vaak op expeditie dat je je aanwezigheid met geen mogelijkheid geheim zou kunnen houden.
De hele wereld is dus omsloten en zichtbaar geworden. Wie niet de luxe heeft zoals ik op reis te gaan, kan op internet gewoon de foto´s bekijken, dat is toch bijna hetzelfde (dat meen ik overigens serieus: ´er-daadwerkelijk-zijn´ maakt de ervaring alleen intenser, maar het blijft dezelfde ervaring). De ironie is dat deze volledige zichtbaarheid van de wereld juist voortkomt uit de idealisering van het onbekende. Het romantische van reisverhalen inspireert mensen zelf ook nieuwe dingen te ontdekken en op deze manier ongewilde de romantiek van het onbekende verloren te laten gaan. En misschien is het eigenlijk helemaal zo slecht nog niet. Want de ontdekking van Dr. Livingstone, de Iguazúwatervallen of Macchu Picchu was uiteindelijk maar voorbehouden aan een klein aantal mensen. Massatoerisme geeft veel meer mensen de mogelijkheid een afgezwakte vorm van deze sensatie van ontdekking mee te maken. De voetgangersbruggen bij Iguazú maken het makkelijk de watervallen te zien, misschien wel te makken. Het gevolg is echter wel dat meer mensen ze van dichtbij kunnen meemaken: per saldo helpen de bruggen dus ´het grootste geluk voor het grootst aantal mensen´. (Heel soms hebben utilitaristen wel een beetje een punt.) Zo zou ik zelf niet graag zonder mijn reisgids willen reizen: de reisgids maakt de kans op een onverwachte ontdekking wel kleiner, maar ´op goed geluk´ reizen komt in de overgrote meerderheid van de keren neer op ´niets bijzonders gezien´. En die gevallen komen niet in de reisverhalen terecht.

zaterdag 29 maart 2008

De watervallen van Iguazú

In het meest noordoostelijke puntje van Argentinië, bij de grens met Paraguay en Brazilië, liggen de watervallen van Iguazú. Om er te komen neem je de bus uit Buenos Aires, die doet er zo´n 19 uur over. De bussen zijn in Argentinië inderdaad best aardig. Er is tv, je kunt je leuning helemaal achterover laten hangen, er wordt voor ontbijt- en avondeten gezorgd. Ik zat in het ritme van Buenos Aires, dus ging ik pas rond half 2 slapen. Helaas werd ik bij de eerste tekenen van licht al wakker. Dit patroon herhaalde zich min of meer de dagen erna, dus ik was eigenlijk constant doodop. Op warme dagen zoals vandaag is dat extra moeilijk. Gelukkig heb ik zo een bus naar Tucumán (zo´n 22 uur) en daarin ga ik maar zeer vroeg slapen.
In Puerto Iguazú rond het middaguur aankomen is niet heel praktisch. Je kunt dan eigenlijk voor de rest van de dag niks doen, aangezien je een hele dag voor de watervallen nodig hebt. Ik ben daarom uiteindelijk pilsjes gaan drinken met wat Engelse toeristen. Gelukkig ben ik nog net op tijd afgehaakt om niet helemaal dood de volgende dag te verschijnen.
Gisteren ben ik dus naar de Argentijnse kant van de watervallen gegaan. Het was een koele dag, maar helaas regende het ook vooral in de eerste uren dat ik in het park was. Nadat ik vele paden had afgelegd, ben ik op een bootritje gegaan dat je recht in de watervallen neemt. Nodeloos om te zeggen dat je daar doorweekt van wordt. Voor mijn gevoel had ik bijna alle paden gehad. Maar het laatste pad bracht mij naar de duivelskloof en dat is eigenlijk waar het allemaal om draait. Al die andere watervalletjes zijn maar een stelletje mietjes in vergelijking bij deze grote waterval. Met enorm geweld komen enorme massa´s water naar beneden. Het water stuift zo hoog op dat je vanaf de bovenkant slechts enkele tientallen meters de kloof in kunt kijken (de kloof is 72 meter diep, ter vergelijking: Niagara is slechts 42 meter diep). Voorbij dat punt is er enkel een waas van waterdruppels die door het contact met het water terugstuiteren naar boven. (Dat is waarschijnlijk iets van 0,00001 % of zo, maar bij zulke enorme hoeveelheden, ontneemt zelfs 0,00001 % van het totaal je het zicht.) Het is een onwerkelijk gevoel om daar bovenaan de watervallen te staan.
´s Avonds ben ik met dezelfde Engelsen wezen eten, heb nog een filmpje in het hostel gepakt en ben toen gaan slapen, zodat ik fit voor de volgende dag zou zijn. Het uitzicht van de Braziliaanse kant is heel goed, beter dan van de Argentijnse kant, maar helaas ben je er na twee uurtjes echt wel klaar(terwijl je voor het hele Argentijnse programma toch de hele dag nodig had.)
Als toerist loop je op netjes uitgebaande paadjes, maar je moet je eigenlijk voorstellen wat voor indruk de watervallen op de lokale Indianen of de ontdekkingsreizigers moeten hebben gehad, die in hun toch door het oerwoud gelokt werden door het gebulder van het water, eerst wat kleine watervalletjes zagen en dan plotseling het moment hadden dat ze het geheel konden overzien. Hun wereld moet plotsklaps veranderd zijn.
Vannacht reis ik dus door richting het Andesgebergte. Ik hoor goede verhalen van andere reizigers, dus ik ben benieuwd.

woensdag 26 maart 2008

De afgelopen dagen heb ik nog steeds in Buenos Aires vertoefd. Vanavond 19u00 lokale tijd pak ik de bus richting Iguazú (busreis van zo´n 20 uur, maar het busnetwerk schijnt uitstekend te zijn). Buenos Aires was de afgelopen dagen weer ontzettend tof. Ik heb nu bijna alles gezien.
Op zonda ging ik naar de wedstrijd Boca Juniors - Colón. De uitslag 2-1 (in het voordeel van Boca) was een aardige weerspiegeling van de krachtsverhoudingen, al was er weinig spanning in de wedstrijd. Boca kwam redelijk snel op 2-0 en pas in de blessuretijd werd het 2-1. Vooral opmerkelijk was hoe de Boca hardcore met hun trommels en zang met gemak 90 minuten wisten te vullen zonder (voor zover we konden beoordelen) in herhaling te vallen. En de andere fans zijn ook knettergek: er staan hoge hekken met prikkeldraad voor de staanplekken, maar de jonge fans klimmen daar met gemak overheen om wat spandoeken op te hangen, op wonderbaarlijke wijze zonder zich te verwonden. (Mensen die mij een beetje kennen weten dat ik ook tot dat soort capriolen in staat zou zijn, maar deze jongens doen het routinematig en gaan daarin wel heel ver.)
´s Avonds hebben we (Jorrit, de Albertiaan uit Amsterdam, en Stefan uit Rotterdam) wat geborreld en gegeten in Palermo Viejo, het hippere gedeelte van de stad, wat in uitstraling en sfeer in niets onderdoet aan de Nederlandse varianten. Zo kon zelfs grote brokken vlees eten (traditioneel Argentijns voedsel) chic worden.
Maandagmiddag ben ik eerst met Jorrit naar El Caminito in La Boca geweest. Deze toeristische straat in het meest gevaarlijke gedeelte van Buenos Aires had een zeer aparte architectuur. De golfplaten worden met vrolijke effen kleuren beschilderd (zie ook de foto´s). De buslijn terug ging toevallig langs de sloppenwijk en dat was eigenlijk indrukwekkender dan het Disneylandachtige El Caminito. Er is best veel armoede hier, veel zwervers en cartoñeros (die het vuilnis doorzoeken op zoek naar waardevols) op straat. Maar wat me vooral opvalt aan die armoede is dat ze hun ellende totaal niet opdringen aan andere mensen. Bedelaars spreken mensen niet aan, maar staan daar alleen met een bordje of geven een kaartje aan iedereen in de metro. Zwervers zie je overal ´s avonds in halve portieken liggen, maar ze spreken je zelden aan.
De rest van de maandagmiddag heb ik wat rustig gelopen en gezeten in Puerto Madero, een soort semi-haven aan de zee. Buenos Aires ligt aan de zee, maar de kleur van het zeewater is hier grijs, dus in de praktijk vergeten de meeste locals liever dat er zee is.
Op de terugweg van Puerto Madero kwam ik in een enorme manifestatie terecht ter herdenking van de 32-ste verjaardag van de staatsgreep. Officieel was het ter verdediging van de rechten van de mens, maar het publiek bestond volgens mij volledig uit communisten en gelieerde organisaties. Overal waren mensen Internale Socialisten-achtige krantjes aan het verkopen, communisme is hier nog steeds een groot ding. Als je niet beter zou weten, zou je denken dat er echt wat aan de hand is, dat er een soort revolutie aanstaande was. Maar deze enorme manifestatie was gewoon bussiness as usual. Een local vertelde mij dat omdat het met Pasen viel er minder mensen waren dan normaal gesproken. Ik vond dat moeilijk om voor te stellen. De speeches op het Plaza de Mayo bestonden trouwens volledig uit aforismes. In één zin werd geschreeuwd waar ze voor of tegen waren (tegen Uribe, Bush, staatsterrorisme, voor allerlei publieke voorzieningen). Zie ook de foto´s.
Maandagavond ben ik uiteindelijk gaan eten met Brian, een New Yorkse stock investor, die wat tijd vrij genomen heeft om de wereld rond te reizen. (Hij gaat me nog mailen wat de hippe goedkope plekken in New York zijn, die je niet in gidsen vindt.) Weer Argentijns voedsel. Terug in het hostel ben ik nog met Jorrit en Stefan de stad ingegaan. Er was weinig open, maar toch zijn we toch iets langer gebleven dan goed voor me was.
Dinsdag was ik derhalve heel brak en heb ik de hele dag besteed aan wat praktische dingen: bus reserveren, zonnebrandolie ed. ´s Avonds heb ik nog gegeten in een Baskisch restaurant met een extreem goede service. De kruidenboter was de beste die ik ooit geproefd heb en ook de rest van het eten was fantastisch goed.
Vandaag ga ik nog wat kleine dingetjes bekijken, voordat mijn lange busreis gaat beginnen.

Ciao en veel plezier in Nederland, toch eigenlijk wel een heel leuk land, hoor.

zondag 23 maart 2008

Buenos Aires Querido

Zo, ik ben dus in Buenos Aires. De afgelopen twee dagen heb ik al heel veel van de stad leren kennen en ook vooral veel van mensen en de sfeer in het hostel (waar je eigenlijk Engels praat, tot mijn schaamte moet ik bekennen dat ik de afgelopen dagen vaker Nederlands dan Spaans heb gepraat). De sfeer is hier wel prima en het was ook wel fijn om een beetje mensen te ontmoeten die in een vergelijkbare situatie zitten, maar waarschijnlijk ben ik na een paar dagen weer rijp om volledig het land in te trekken en semi-locals te ontmoeten.
Buenos Aires is een wat vreemde stad. Tot de jaren 50 was het behoorlijk welvarend en sindsdien is de stad (en het land) in voortdurend economisch verval. In Buenos Aires zie je daarom heel veel gebouwen en kunst die passen in het einde van de negentiende eeuw, maar vooral veel van de eerste helft van de twintigste eeuw. Laat ik nou heel veel van dat soort architectuur en kunst houden. Het is Parijs zoals het eigenlijk bedoeld was. Overigens moet je niet te verbaasd opkijken als naast zo´n mooi gebouw plotseling een foeilelijk iets is opgedoken. Van stadsplanning hebben ze hier nog niet zo heel veel gehoord.
De belangrijkste industrie is hier de landbouw en dan vooral de vleesindustrie. Argentijnse biefstuk is legendarisch en hoort mals (rood) geconsumeerd te worden met natuurlijk Argentijnse rode wijn. Het eten is hier in de regel goed en heel erg goedkoop (afgezien van de hapjes die ik vrijdag in de kroeg had ter vervanging van mijn avondeten). Het chice Italiaanse restaurant waar ik misschien wel het beste Italiaanse eten wat ik ooit gehad heb voorgeschoteld kreeg, rekende voor mijn lunch (die gerust voor maaltijd had kunnen doorgaan) inclusief wijn zo´n 10 euro. Het avondeten van gisteren in een echte Argentijnse ´parrilla´ (soort grilltent, maar dan culinairder, met mals Argentijns vlees) rekende zo´n 12 euro (wederom inclusief drank). Ik begin zelfs de wijn naast het malse vlees te waarderen. Als je van impressionistische kunst en rode wijn gaat houden, is dat misschien een teken dat je een intellectueel aan het worden bent.
Ik kwam hier op Goede Vrijdag aan en dat betekende dat veel winkels dicht waren (waar ik vandaag en morgen ivm Pasen ook nog wel last van zal hebben). Toch heb ik die dag de wijk San Telmo een beetje verkend met antiekwinkeltjes en tango´s. Om de tijd tot het eten te overbruggen (Argentijnen hebben pas om 21u30 avondeten) ging ik een lokale bar en daar ontmoette ik uiteindelijk Jorge en Leandro, waar ik de rest van de avond mee heb gehangen. We wilden nog door naar de club (die beginnen logischerwijs pas om 02u00), maar zowel ik als mijn nieuwe kennissen trokken dat niet meer. Na een nachtvlucht wilde ik nu maar eens flink gaan slapen.
De volgende dag ben ik met een Amerikaan uit Colorado die ik net bij het ontbijt had ontmoet naar het noorden van het centrum getrokken om wat musea te bekijken. Zo kwamen we op het kerkhof van Recoleta, een enorm kerkhof waar iedereen ligt die enigszins belangrijk is geweest. Daarna hebben we ook nog het ´schone kunsten´museum en het moderne kunstmuseum bezocht (al haakte de Amerikaan op een gegeven moment af). Terug in het hostel ging ik uit eten met een paar mensen die ik net ontmoet had in een parilla.
Na het eten ben ik maar even twee uurtjes gaan liggen om scherp te zijn voor mijn excursie naar de disco Pacha. Uiteindelijk zijn we daar tot een uur of zeven gebleven (het was er rond die tijd nog steeds stampdruk, want de Argentijnen beginnen laat, maar ze gaan ook tot laat door).
Het is wel een beetje een verademing om wet ietwat bekender volk te praten. Ik kwam zelfs een toffe Albertiaan tegen die in zijn eentje zonder kennis van Spaans besloten had om 7 weken door Argentinië heen te trekken. Hij is er nu bijna klaar mee en adviseerde me vooral langs Bolivia te gaan. Het is een verleidelijk plan, maar waarschijnlijk faalt het plan door tijdgebrek. Ik denk dat ik woensdag doorga naar de watervallen van Iguazú, naar Salta en dan langzaam terug naar Buenos Aires.
Dat geeft me nog enkele dagen in deze geweldige stad. Ik denk dat ik me hier wel kan vermaken. Hard uitgaan zoals gisteren zal ik denk ik niet meer doen, uiteindelijk is die ervaring niet echt anders dan in Nederland. Ik ga zometeen met een excursie naar een wedstrijd van de Boca Juniors mee. Dat schijnt legendarisch te zijn. Ik ben benieuwd.

donderdag 20 maart 2008

Houstons laatste dagen

Hallo allemaal,

Over iets van 7 uur stap ik in het vliegtuig naar Buenos Aires en laat ik Texas achter mij. En om de waarheid te zeggen, ben ik best blij dat ik deze plaats na twee weken achter me mag laten. Er is namelijk te weinig te doen om een omvangrijk verblijf te rechtvaardigen en daar komt nog bij dat ik na verloop van tijd me ook steeds meer ga ergeren aan de Texaanse mentaliteit (die ik weliswaar zelf de hele tijd heb opgezocht, maar toch). Ik houd wel van een beetje vertrouwen in de eigen levenswijze en wereldbeelden, maar het lijkt hier vooral gepaard te gaan met gebrek aan bescheidenheid en zelfinzicht. Ik denk af en toe aan rebelse maatschappijkritische Amerikaanse schrijvers, muzikanten en kunstenaars. Hun aanklachten zijn in Europa beter waarschijnlijk bekend dan hier en dat geeft aan dat de meeste Amerikanen helemaal niet geconfronteerd willen worden met eventueel mindere kanten van zichzelf.
Door mijn verzet tegen dit Amerika voel ik me nu plotseling weer helemaal Europeaan. Amerika is gewoon niet mijn land. (Waarschijnlijk zal ik New York heel anders dan Texas ervaren.)
Om een samenvatting te geven van de afgelopen dagen. Toen ik nog een auto had, ben ik naar het George Bush Museum geweest en geleerd over het feilloze leven van de vader van de huidige president. Hij werd als zo'n ideale Amerikaanse held gepresenteerd dat ik er een beetje afkeer van kreeg. De preek van zondag in de buurt van College Station ging gepaard met zang en dans en ging over het verschil tussen het 'spectacular' en het 'supernatural'. Erg retorisch meeslepend, en ik werd heen en weer geslingerd tussen bewondering en afkeer. (Natuurlijk liet ik van mijn afkeer niets blijken, ik bleef wel beleefd.)
Maandag moest ik mijn auto inleveren en sindsdien verbleef ik in de YMCA in het centrum van de stad. Maandag was St. Patrick's Day en dus heb ik een Ierse kroeg opgezocht. Rond 4 uur 's middags ontmoette ik ene Hal. Samen met hem en zijn vrienden ben ik tot half 1 's nachts van bar tot bar getrokken. (St. Patrick's Day is hier nogal een groot ding.)
Dinsdagmiddag heb ik Xin ontmoet, een vriendin van een vriendin van mijn zus. We zijn naar het NASA Space Center gegaan en daarna zijn we terechtgekomen in Rice Village, een wat hipper gedeelte van Houston. Het was erg gezellig.
Gisteren ben ik toch maar weer naar de rodeo gegaan (ik had nummers van zowel Hal als een kerel die ik in College Station had ontmoet, maar ze namen beiden niet op). De rodeo was vermakelijk, maar daar heb ik weinig nieuws over te zeggen. Het optreden werd gisteren verzorgd door Fergie (je weet wel, van de Black Eyed Peas). Het optreden kwam wat moeilijk op gang en minpunten waren wel de matige balans tussen instrumenten, het gebrek aan choreografie en de lange omkleedpauzes die Fergie nodig had. Hoogte- dan wel dieptepunt was toen ze kort na elkaar haar tekst van alle Black Eyed Peas hits ging zingen en dat het zo pijnlijk duidelijk werd dat haar rol in de Black Eyed Peas eigenlijk best klein was. Zo goed als alles was trouwens wel live gezongen en dat deed ze best aardig. De aflsuiting van het optreden was echter wel ontzettend goed.
Dat is het weer. Foto´s staan weer op: http://www.flickr.com/photos/24514876@N04/ (met een sneak preview naar Buenos Aires)

vrijdag 14 maart 2008

Small town Texas

Ik heb heel wat meer gezien sinds de vorige keer. Laat ik beginnen met mijn kennismaking met vier pilaren van de Amerikaanse samenleving:

1. Kerkbezoek. Ik heb afgelopen zondag drie kerken bezocht in Houston. De Presbyterian (de meest belangrijke kerk voor de geschiedenis van Amerika: Calvinistische democratische puriteinen) waren vrij saai en wat je zo ongeveer van een Nederlandse kerkdienst zou verwachten. De baptisten waren iets enthousiaster en probeerden het publiek er meer in te betrekken. De predikant was een all american kerel die vol begeestering predikte (vol verzet tegen het hedendaagse materialisme. Credo: satisfaction doesn't come outside-in, it doesn't come inside-out, it comes top-down. Interessant verhaal, maar hij laat mijns inziens een paar steken vallen.) De Spaanstalige katholieke mis was niet zo druk bezocht en ik had moeite alles te volgen. De baptisten winnen dit gevecht, ook waren ze bijzonder vriendelijk en gastvrij.
Kerkdiensten zijn prachtig om bij te wonen. Ze laten het geloof op zijn mooiste kant zien en je moet een scherp oog hebben om in te zien waar de tekortkomingen van het geloof geimpliceerd worden. Maar ik heb nu noch de tijd noch de ambitie om hier een uitgebreid verhaal van te maken.
2. Wal Mart. Ook dit was een verbazingwekkend goede ervaring. Van alle kanten was ik hiervoor gewaarschuwd: zelfs in Amerika is er enige weerstand tegen het winkelen bij de Wal Mart, omdat ze de grote corporations zijn en hun medewerkers uitbuiten. Aangezien het niet mijn land is, kan dat me iets minder schelen. Tot nog toe is de Wal Mart de enige plek geweest waar ik gewoon simpelweg brood kon kopen. Bakkers hebben ze hier niet, en Wal Mart-achtige winkels zijn het enige wat op supermarkten lijkt. De meeste mensen doen hun boodschappen hier namelijk bij het bezinestation, discountwinkels of de drogist. Alle drie hebben ze wel een beetje assortiment voedsel, maar ze schieten ernstig tekort in de categorie vers eten, zoals brood en groenten. Amerikanen vinden het gemis aan vers voedsel blijkbaar niet zo belangrijk (ze eten hier immers vet, zelden thuis en het liefst zonder groenten.) In vergelijking hiermee is de Wal Mart een oase, je kunt hier dingen krijgen die ik nog nergens anders heb kunnen vinden.
3. Auto's. Wederom een lofzang. Het kost een paar centen om een auto te huren, maar ik houd direct van autorijden in Amerika. Op de een of de andere manier vervalt een groot deel van mijn weestand van nu ik over de autowegen rijd.
4. Conservatieve talkradio. Zodra ik wegreed, ben ik op zoek gegaan naar dit vreemde soort radiozenders. Ik hoefde niet ver te zoeken: talkradio is overal. Het werkt volgens het volgende concept: de talkshowhost neemt een stelling in (zoals bijv. de gouveneur van New York moet opstappen, de media zijn erg links en dat resoneert in hun berichtgeving, de staat Oregon is gek dat ze speciale rebates aan de allerarmsten geeft, Harvard mag niet van mannen eisen dat ze op bepaalde uren niet in de gymzaal mogen komen, Bill Clinton is een verkrachter, het valt wel mee met die hoge olieprijzen, dat soort dingen) en roept dan luisteraars op om te reageren. Deze komen in de uitzending en gaan dan in discussie met de talkshost. Deze host heeft natuurlijk een retotisch veel sterkere positie en wint dus doorgaans, of (wat nog veel vaker gebeurt) de luisteraar gaat over in een lofzang op de talkshowhost. Het is erg vermakelijk en erg verrijkend om naar deze programma's te luisteren. De meeste hosts zijn erg kortzichtig, maar niet minder kortzichtig dan veel linkse collumnisten en zelfbenoemde intellectuelen in Nederland. Je leert er het land veel beter door te begrijpen.

Het tweede deel van mijn post, dan. Wat heb ik de afgelopen dagen gedaan?
Zondag: naar veel kerken gegaan en vervolgens in het park wat zitten lezen.
Maandag: auto gehuurd, Wal Mart, eerste ervaring met een motel (na een paar dagen in een hostel, was dit een enorm fijn en ongekende luxe)
Dinsdag kwam ik uiteindelijk terecht in San Marcos, een studentenstadje. Ik heb genoten van het weer en ben twee dagen er gebleven (helaas een beetje verbrand op de tweede dag). Studenten staan eigenlijk nog dicht bij mij in belevingswereld en daarom was het fijn communiceren met ze. 's Avonds de kroeg in gegaan (niet gedronken, ik moest nog terug naar het motel gaan) en een goede tijd met ze gehad.
Donderdag ben ik naar Bandera gegaan (cowboy capital of the world) en daar een typische cowboy-achtige small town gezien, een beetje aangedikt voor de toeristen natuurlijk. In de openbare bibliotheek heb ik wat gelezen over de geschiedenis van Texas, razend interessant. Het gaat te ver om het allemaal uit de doeken te doen, maar de Mexicanen hebben het gebied op een nogal knullige manier verloren (ze konden niet omgaan met de vele Indianen en lieten daarom grote hoeveelheden Amerikaanse kolonisten op gunstige voorwaarden binnen, die natuurlijk helemaal geen binding met de Mexicaanse staat hadden en uiteindelijk ook in opstand kwamen.) Op een achterafveldje heb ik een baseballtraining voor erg jonge jochies geobserveerd. Alhoewel ik de motels kon betalen, koos ik ervoor om ergens onder een boom de auto neer te zetten en op de achterbank te slapen. Het was minder erg dan ik had gedacht en dat moest ik toch meegemaakt hebben.
Trouwens het gebieden ten oosten van San Antonio-San Marcos-Austin is prachtig heuvelachtig landschap, bekend als Hill Country. 's Morgens heerste er de afgelopen twee dagen de mist om vervolgens snikheet te worden.
Vandaag (vrijdag) ben ik bij het ochtendgloren richting Fredericksburg vertrokken, een ander typische small town, dit keer met een Duitse erfenis. Mooi om de Duitse architectuur met de lokale omgeving te zien blenden. Waarschijnlijk het mooiste stukje Texas wat ik heb gezien.
Met tegenzin ben ik daarna naar Austin gereden. Alle jonge mensen drongen er bij mij op aan dat ik toch echt naar Austin moest gaan. Daar ben ik nu, in een lokaal cafe met internet. Er is een groot festival hier aan de hand, dus er is overal muziek en hippie-achtig volk. Austin lijkt daarom niet zo heel veel op het Amerika dat ik hoop te ontdekken, maar meer op wat ik al uit Europa ken. Het is hier trouwens best mooi en gezellig, hoor, daar niet van. Ik denk dat ik hier nog een paar uurtjes rondhang en dan weer een of andere snelweg neem en ergens een hotel opzoek. Maar wie weet, misschien verzin ik nog iets anders.
Omdat ik mijn kabeltje in de auto heb laten liggen, kan ik op het moment even geen foto's uploaden. Jullie zullen het met het geschreven verhaal moeten doen.

zondag 9 maart 2008

Houston, Texas

De eerste stop van mijn reis is Houston en daar is dus echt helemaal niks te beleven. Ik blijf er gelukkig slechts voor vijf dagen. Daarna ga ik een auto huren en verder de staat in. (Terwijl ik dit typ, ben ik trouwens behoorlijk moe, dus vergeef me als mijn zinnen niet de mooie stukjes retorica worden die mensen van mij gewend zijn.)
De eerste dagen heb ik dus niet zo heel veel bijzonders gedaan. Ik verblijf in een ietwat teleurstellende jeugdherberg. Deze zit vol met familie van de eigenaar (die er ook nog eens allemaal werkt) en een paar echte gasten. Ik wilde er eigenlijk al snel weg, maar ik blijf er door omstandigheden nu tot aan maandag.
Wat heb ik allemaal gedaan tot nu toe? Ik heb vergeefs gezocht naar winkels in het centrum van Houston. Gisteren heb ik een hele dag doorgebracht in het museum van Houston (zonder ook maar een cent te betalen). Ik was daar heengegaan met een wat nerderig meisje uit Austin dat ik van de jeugdherberg ken. 's Avonds zijn we daarna naar een bar gegaan (die trouwens ook heel spaarzaam zijn hier). Vandaag ben ik naar een grote rodeo- en livestockshow geweest. Amerikaanser dan dat kan je het niet krijgen.
Observaties over Amerikanen tot nu toe:
- de Amerikanen houden ontzettend veel van hun auto. Toen ik op de bus moest wachten ben ik eens gaan tellen. Net iets minder dan 50% van de auto's zijn SUV's (je weet wel, van die grote pickuptrucks), meestal met 1 persoon erin. En zo'n 80% van de auto's ziet eruit alsof ze vandaag nog gewassen zijn. Soms zie je ontzettend pauperige huizen met daarvoor een prachtige auto. De auto is het eerste waar mensen in investeren: het is een eerste levensbehoefte. Als gevolg daarvan is het openbaar vervoer alleen voor de allerlaagste klassen. Ik moest op het vliegveld heel lang op de bus wachten en deze zat daarna ook nog eens compleet vol met minderheden. Ook voetgangers zijn ontzettend zeldzaam.
- alles wat gezegd wordt over Amerikaans voedsel is waar. Het is hartstikke vet en je krijgt veel te veel. Als je een goed avondmaal wil: bestel een gerecht onder het kopje 'appetizers': daar heb je meer dan genoeg aan. En inderdaad: er lopen hier best veel ontzettend dikke mensen rond.

Dat is het wel voor vandaag. Er staan wat foto's ophttp://www.flickr.com/photos/24514876@N04/(er is niet zo heel veel interessants te zien, behalve wat foto's van het overigens vermakelijke grote cowboyevenement). Morgen ga ik kerkhoppen. En natuurlijk kom ik langs de belangrijkste van allemaal: Baptist church, de typisch Amerikaanse enthousiaste geloofsvariant. Ergens volgende week hoop ik ook een Walmart te bezoeken.

dinsdag 26 februari 2008

Nu gaat het gebeuren

De afgelopen weken ben ik alleen maar bezig om de dingen in Groningen af te ronden en voorbereidingen te maken voor wat daarna gebeurt. Ik weet dat ik alles dat ik om mij heen zie, spoedig zal achterlaten. Na vijf en een half jaar studie in Groningen gaat het roer radicaal om. Een nieuwe levensfase vangt aan: die van het werkende bestaan. Deze fase is ingericht volgens andere wetten dan het studentenbestaan. Ik heb veel mensen gezien die deze overgang niet zeer soepel door maken. Zij proberen de veranderingen tegen te houden en lijken zich niet te beseffen dat ze hun leven niet meer op oude vertrouwde manier kunnen leiden.
Ikzelf wil zo niet worden. Dingen moeten veranderen. Bijna alles is noodzakelijk gebonden aan een beperkte tijdsduur. In plaats van de verandering tegen te houden, wil ik daarom de verandering omarmen. Ik heb enige afkeer van het laf tegen proberen te houden van dingen die onvermijdelijk zijn. Met alle liefde stort ik mij in de verandering en probeer hier het beste van te maken. Het zal niet gemakkelijk worden, maar ik ben bereid de uitdaging aan te gaan.
Maar voordat het zover is, ligt er nog een unieke kans. Na het voltooien van mijn studie heb ik voor het eerst in mijn leven een onbepaalde periode van tijd die ik in principe zelf kan invullen. Ik heb daarom besloten om in 3 maanden de wereld rond te reizen, waarbij ik 4 continenten aandoe. Dit blog is bedoeld om af en toe een bericht op achter te laten om te vertellen wat ik meemaak. Zo zie je maar weer: ook voor mij is de breuk met het verleden nooit volledig. In Groningen (en elders) laat ik veel vrienden achter en ook al ben ik duizenden kilometers van hen verwijderd, toch weet ik zeker dat ik ze in mijn hart zal dragen. Ik zou niet durven mijn ervaringen aan hen op te willen dringen, maar ik zou mijn ervaringen ook niet aan hen willen ontzeggen. Wie het wil weten, mag het lezen.